Nieuws van onderzoek via het NRO:
Om ervoor te zorgen dat een vernieuwing in het onderwijs standhoudt, moet die vernieuwing aan een aantal voorwaarden voldoen. De belangrijkste voorwaarde voor zo’n verduurzaming is samenwerking in professionele netwerken, zowel binnen als buiten de school, waar kennis en ervaringen worden gedeeld.
Er is geen gebrek aan vernieuwing in het onderwijs. Maar hoe kunnen scholen ervoor zorgen dat die vernieuwingen beklijven, en ook niet beperkt blijven tot die ene klas waar het begon. Of tot dat ene vak of die ene school? Daarvoor zijn een aantal voorwaarden of condities essentieel, concluderen onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam en de NSO-CNA Leiderschapsacademie. “Het gaat niet om de resultaten van onderwijsvernieuwing, maar om het proces van verduurzaming ervan”, legt onderzoeker Femke Geijsel uit. “We hebben ons daarom beperkt tot kwalitatief onderzoek en niet gekeken naar effectstudies.”
Netwerken
De zogenoemde relationele condities zijn de belangrijkste voorwaarden voor duurzaam vernieuwen. “Je ziet bij veel vernieuwingsinitiatieven dat netwerken worden opgericht”, vertelt onderzoeker Virginie März. “Netwerken in de scholen, zoals docentontwerpteams of leergemeenschappen, en schoolexterne netwerken tussen scholen en om scholen heen met bijvoorbeeld externe begeleiders.”
Dergelijke samenwerkingsverbanden vergroten de kans op verduurzaming van de innovatie. März: “Bijvoorbeeld doordat leraren in een docentontwerpteam zelf de verantwoordelijkheid krijgen om de vernieuwing vorm te geven en deze eigen te maken. De vernieuwing wordt niet extern opgelegd, maar ze bouwen hem zelf van onderaf op.”
Kennis delen
“Het werkt vooral goed als in dat netwerk ervaringen én kennis worden gedeeld”, vult Geijsel aan. Toch is samenwerking niet de heilige graal. Er zijn ook risico’s aan verbonden. Er kunnen eilanden van vernieuwing binnen de school ontstaan als zo’n ontwerpteam zijn ervaringen niet met anderen deelt. “Netwerken hebben ook een relationele taak naar buiten toe. Daar moet je niet mee wachten tot er een vernieuwingsresultaat is om over te vertellen. Er moet van begin af aan worden geïnvesteerd in ‘interactie en kennisdeling’ rondom een ontwerpteam.”
Duurzaamheid zou daarom niet pas na de implementatie van een vernieuwing aandacht moeten krijgen. Focus op netwerksamenwerking in en rondom een vernieuwing is vanaf het begin nodig.
Andere voorwaarden
Goede samenwerking in netwerken kan bovendien de andere cruciale condities indirect versterken. Die andere voorwaarden zijn innovatie-specifieke, individuele, structurele en leiderschapscondities. Wat betreft de innovatie-specifieke condities is het belangrijk dat de vernieuwing een visie op het leren van leerlingen bevat, zegt Geijsel. “Vernieuwingen die verduurzamen zijn leerlinggericht. Bij veel innovaties wordt het organiseren van de activiteit voorop gesteld. Juist de ervaringen van leraren met het leren van de leerlingen en de verdieping in het denken over leren moeten centraal blijven staan.”
Individuele condities betreffen actieve betrokkenheid en eigenaarschap van leraren en dat zij begrip hebben van en kennis over de vernieuwing. Bij structurele condities gaat het over tijd, middelen en ondersteuning die leraren tot hun beschikking hebben. Door het oprichten van samenwerkingsverbanden kan een gebrek aan individuele condities en structurele condities worden opvangen. Taken kunnen bijvoorbeeld worden verdeeld en niet iedereen hoeft dezelfde kennis te hebben.
Regisserend leiderschap
De taak van de schoolleiding – de leiderschapscondities – vergelijkt März met het samenstellen van een voetbalteam. De leiding “moet zorgen voor de spelverdeling, zorgt ervoor dat leraren kunnen samenwerken (tijd en ruimte) en stimuleert kennisdeling. Maar hij of zij heeft ook oog voor linkjes tussen docenten. Als er bijvoorbeeld maar één aardrijkskundedocent is op een school, dan kan die gekoppeld worden aan een aardrijkskundedocent bij een andere school binnen de scholengroep.”
Schoolleiders en teamleiders moeten vanaf het begin die regisserende rol op zich nemen, en niet wachten tot er een resultaat is. “Ik vermoed dat als je de agenda van goede schoolleiders bekijkt, zij daar de nodige tijd in steken, en niet voor niets dus”, aldus Geijsel. “Vervolgonderzoek is nodig naar wat dit vraagt van schoolleiders.” Zo moet de schoolleider zelf netwerken mét kennisdeling buiten de school aangaan. Voor de eigen professionele ontwikkeling maar ook voor de opschaling en doorontwikkeling van de vernieuwing in andere scholen.
März, V., Gaikhorst, L., Mioch, R., Weijers, D., & Geijsel, F. P. (2018). Van acties naar interacties. Een overzichtsstudie naar de rol van professionele netwerken bij duurzame onderwijsvernieuwing. Amsterdam/Diemen: RICDE, Universiteit van Amsterdam/NSO-CNA Leiderschapsacademie.
Gevoelig knelpunt: nood aan competente schoolleiders die innovatief inspirerend de regie ervan kunnen opnemen. Anders blijven netwerken drijven op weetjes-en-ideetjescultuur.
Los van dat niemand weet wat leerling gericht nu precies betekent lezen we dat vernieuwing door de docenten geïnitieerd en vormgegeven dient te worden. In de Nederlandse onderwijspraktijk betekent dat minder management, schoolleiding op afstand.