Er is een grote correlatie tussen leesplezier en leesvaardigheid, maar wat is de causale richting? Dit werd onderzocht door professor Elsje van Bergen en collega’s, check hier de preprint. Causale verbanden vinden is nooit echt makkelijk, en een RCT zou hier behoorlijk op ethische bezwaren kunnen stoten. Daarom werd gekeken naar tweelingonderzoek. Men bekeek eerst de erfelijkheidsinvloeden op lezen en daar bleek de invloed op goed kunnen lezen sterker erfelijk bepaald te zijn dan leesplezier (al speelt erfelijkheid hier ook een rol). Vervolgens analyseerde men de richting via Direction-of-causation modelling. Ik moet eerlijk bekennen dat dit laatste me wat studiewerk bezorgde gisteravond.
Maar wat bleek de richting van leesplezier naar leesvaardigheid bleek niet significant. De omgekeerde richting wel degelijk.
Wat zijn nu de gevolgen voor de praktijk? Ik denk dat de belangrijkste boodschap is om de technische taalvaardigheid niet te vergeten of te verwaarlozen. Het advies van de Taalraad pleitte ook al voor én-én-én, ik gaf zelf al aan dat begrijpend lezen een vermenigvuldiging was. Wat volgens mij een fout idee zou zijn om nut te denken dat we eerst aan de vaardigheden moeten werken en dat dan leesplezier aan bod moet komen of spontaan zal ontstaan.
De onderzoekers waarschuwen dan ook:
Interventions work well when they combine reading instruction with motivational components, like enhancing student interest and self-regulation. A recent meta-analysis concluded that interventions that target both skills and motivation improve both, with g=.20 and g=.30, respectively (McBreen & Savage, 2020). “What works” is the most important question for policymakers and teachers, but for our question on causality we would need clean intervention studies that strictly target either skills or motivation/enjoyment, and then assess both as outcome measures. What is known, is that just making children in the classroom read more independently has no effect (Erbeli & Rice, in press). In the absence of feedback, practice apparently does not make perfect (Hattie & Timperley, 2007; Kim, 2007; Reitsma, 1988).
Abstract van het onderzoek:
Children who like to read and write tend to be better at it. This association is typically interpreted as enjoyment impacting engagement in literacy activities, which boosts literacy skills. We fitted direction-of-causation models to partial data of 3,690 Finnish twins aged 12. Literacy skills were rated by the twins’ teachers and literacy enjoyment by the twins themselves. A bivariate twin model showed substantial genetic influences on literacy skills (70%) and literacy enjoyment (35%). In both skills and enjoyment, shared-environmental influences explained about 20% in each. Direction-of-causation modelling showed that skills impacted enjoyment. The influence in the other direction was zero. The genetic influences on skills influenced enjoyment, via the skills–> enjoyment path. This indicates active gene-environment correlation: children with an aptitude for good literacy skills are more likely to seek out literacy activities. To a lesser extent, it was also the shared-environmental influences on children’s skills that propagated to influence children’s literacy enjoyment. Environmental influences that foster children’s literacy skills (e.g., families and schools), also foster children’s love for reading and writing. These findings underline the importance of nurturing children’s literacy skills..