Hoe het maken van outlines je leerproces kan ondersteunen (Jeroen Janssen)

Deze post verscheen eerder op de blog van onze vakgroep:

Het maken van outlines is een manier om de hoofdideeën en kernpunten van een tekst samen te vatten en te organiseren in een hiërarchische en lineaire structuur. Het kan je helpen om de tekststructuur te doorgronden en om te zien hoe de informatie samenhangt.

Maar hoe effectief is het maken van outlines eigenlijk? Een recente meta-analyse van Ponce, Mayer en Méndez (2023) gepubliceerd in Educational Research Review toont dat het maken van outlines effectief kan zijn. Bovendien blijkt het bestuderen van een door de docent gemaakte outline ook effectief te zijn. De auteurs onderzochten 36 studies die het het maken van outlines vergeleken met een controlegroep die alleen een tekst bestudeerde. Ze vonden dat:

  • Outlines maken als een leerstrategie (de leerling maakt zelf de outline) had positieve effecten op leerprestaties. Dit betekent dat leerlingen die gevraagd werden om een outline te maken tijdens het lezen van een tekst of voor het schrijven van een essay beter presteerden dan studenten die geen outline maakten.
  • Outlines als een instructieontwerpkenmerk (de leerling gebruikt een door de leerkracht aangeboden outline) had positieve effecten op het onthouden van informatie, maar gemengde effecten op het begrijpen van informatie. Dit betekent dat leerlingen die een tekst lazen die een outline bevatte beter presteerden op geheugentests dan leerlingen die dezelfde tekst zonder outline lazen, maar niet noodzakelijk beter op begripstoetsen.
De auteurs verklaren deze bevindingen met behulp van de generatieve leertheorie, die stelt dat betekenisvol leren plaatsvindt wanneer leerlingen zich bezighouden met geschikte cognitieve processen tijdens het leren, zoals het selecteren, organiseren en integreren van informatie. Het maken van outlines als een leerstrategie stimuleert deze cognitieve processen door leerlingen te verplichten om de tekst om te zetten in een gestructureerde en georganiseerde samenvatting. Outlines als een instructieontwerpkenmerk stimuleren het selectieproces door de belangrijke informatie in de tekst te benadrukken, maar stimuleren misschien niet een voldoende hoog niveau van organiserende en integrerende processen bij de leerlingen.
Het abstract
Learning from printed text is a central academic task that may be challenging for students. Two ways to improve learning from text are to encourage learners to engage in generative learning strategies while reading, such as constructing an outline, or for instructors to include effective instructional design features, such as providing an outline with the text. A meta-analysis of studies comparing a group that was asked to generate an outline while reading a text to a control group that was not asked to outline found an average effect size of g+ = 0.59 on memory tests, g+ = 0.59 on comprehension tests, and g+ = 0.52 on writing assignments favoring learner-generated outlining. A meta-analysis of studies comparing a group that read a text containing an outline with a control group that read the same text without an outline found an effect size of g+ = 0.61 for memory tests and g+ = 0.34 for comprehension tests favoring instructor-provided outlining. Overall, there is encouraging evidence for the effectiveness of outlining as a generative learning strategy and for the effectiveness of outlining as an instructional design feature based on signaling, consistent with generative learning theory.

Wat als een onderwijsmythe nog slechter wordt? Zombie ideas + lethal mutations = escalatie? (Jeroen Janssen)

Deze blogpost van Jeroen Janssen verscheen eerder op de onderzoeksblog van mijn vakgroep aan de Universiteit Utrecht. Check de blog voor meer interessant onderwijsonderzoeksnieuws.

Op dit blog bespraken we al enkele keren het concept leerstijlen. Het uitgangspunt bij leerstijlen is het idee dat mensen verschillende manieren om te leren en informatie verwerken hebben en dat het onderwijs op deze leerstijlen zou moeten worden afgestemd. Sommige leerlingen zouden visuele leerders zijn, andere auditieve, enzovoorts. Je zou kunnen zeggen dat leerstijlen een “zombie idea” zijn: Zombie ideas zijn ideeën of concepten waarvan keer op keer is aangetoond dat ze incorrect zijn, maar die desondanks niet willen verdwijnen.

Dan heb je ook nog het begrip mutatie. Jones en William spreken zelfs over lethal mutations. Lethal mutations zijn het resultaat van het aanpassen een evidence-based onderwijsaanpak op zo’n manier dat deze niet meer effectief is of zelfs contraproductief is. In een recente publicatie worden enkele van deze mutaties van retrieval practice beschreven: bijvoorbeeld retrieval practice alleen aan het begin van de les gebruiken. Hiermee wordt de effectiviteit van retrieval practice verminderd, want deze strategie kan op meerdere momenten in het onderwijsproces goed werken.

De afgelopen dagen ging er op Twitter een afbeelding rond, waardoor ik me ging afvragen of er niet ook een woord moet zijn voor de situatie waarin een zombie idee nóg slecht wordt. Een lethal mutation van een zombie idea. Misschien is escalatie wel het juiste woord. Ik denk dat de onderstaande afbeelding een voorbeeld van escalatie kan zijn. Deze slide werd op Twitter geplaatst door @JohnPatLeary en is schijnbaar onderdeel van een cursus aan een Amerikaanse universiteit. Zoals vele Twitteraars al terecht opmerkten lijkt het zombie idee leerstijlen hier nog verder ontspoord te zijn door er ook nog vooroordelen over de leerstijlen van verschillende bevolkingsgroepen aan te koppelen.

De vraag is dan hoe je escalatie van zombie ideas kunt voorkomen? Zombie ideas blijken dus moeilijk uit te roeien, dus hoe voorkom je verdere escalatie van deze ideeën? Een onderzoekende en kritische houding kan hier wonderen doen. De vier bekende stappen van Dan Willingham zouden hier zeker kunnen helpen:

  1. Strip it en flip it
  2. Trace it
  3. Analyze it
  4. Should I do it?
Het speuren naar de onderbouwing van deze slide levert dan meteen al problemen op. Waar is dit op gebaseerd? De slide bevat geen referenties. De analyze it stap maakt duidelijk dat er veel bewijs is dat leerstijlen niet bestaan en niet effectief zijn, laat staan dat bevolkingsgroepen verschillen in hun leerstijlen. Should I do it? Beter van niet.

De dad joke is een pedagogisch hulpmiddel (Linda Duits)

Deze bloigpost verscheen eerst op dieponderzoek.nl.

Dad jokes zijn per definitie niet grappig. Woordenboek Merriam-Webster nam de term in 2019 op als “a wholesome joke of the type said to be told by fathers with a punchline that is often an obvious or predictable pun or play on words and usually judged to be endearingly corny or unfunny”. Van Dale vertaalt het als “flauwe mop, flauwe woordspeling ((herhaaldelijk) verteld door een man van middelbare leeftijd), papagrap”. Dat kan niet kloppen, stelt de Deense psycholoog Marc Hye-Knudsen in een blogpost. Want als ze niet leuk zijn, waarom zijn ze dan zo populair?

Dad jokes werken volgens Hye-Knudsen op ten minste drie niveaus: als woordspeling, als anti-humor en als “een soort van gewapende anti-humor als vaders ze gebruiken om hun kinderen plagend te irriteren of in verlegenheid te brengen”. Online kom je – logischerwijs – vooral Engelse voorbeelden tegen (zie bij Kakhiel), maar er is ook een Nederlandse reddit en mensen die zich erin specialiseren. Voorbeelden van een Nederlandse vadermoppen (wat me een beter woord lijkt dan papagrap):

Later wil ik vier dochters, dan noem ik ze allemaal Joyce. Als iemand dan vraagt hoe mijn kinderen heten kan ik zeggen dat het een multiple joyce-vraag is. (Jasper Schilder op Twitter)

Een boogschutter komt thuis, en zegt tegen zijn vrouw: Ik heb je gemist. (Pippin of Doom op reddit)

Het leeft onder de grond en helpt tegen de hoofdpijn. Een paracetamol. (Ben Jackinoff op reddit)

Anti-humor
Humoronderzoekers zien humor als een goedaardige overschrijdingen van de norm. Dad jokes zijn dus woordspelingen. Ze zijn een vorm van humor omdat ze taalkundige normen overschrijden. Kenmerkend is dat ze geen andere normen overschrijden. Daardoor zijn niet alle woordspelingen ook vadermoppen, schrijft Hye-Knudsen. Zo zijn woordgrapjes van seksuele aard geen dad jokes omdat ze sociale normen overschrijden. Vadermoppen zijn nooit beledigend, dat maakt ze namelijk geschikt voor vaders om aan kinderen te vertellen.

De vermeende flauwheid heeft daarmee te maken. Hye-Knudsen:

“Few people are committed enough to the linguistic norms that govern our everyday conversations for their breach to strike them as much of a violation in and of itself. As such, most people consider dad jokes (i.e., pure puns) a stale form of humour (Beck, 2015). Lacking force as humorous stimuli, puns are, at best, capable of producing a polite chuckle instead of genuine laughter – at worst, condemning groans and eye-rolls.”

Het geinige is nu juist volgens Hye-Knudsen dat het hardop vertellen van een flauwe grap een overschrijding is van de normen rond moppen tappen. En dat is dan dus juist weer wel grappig. Er is sprake van een paradox, van anti-humor: een dad joke kan zo flauw zijn dat hem vertellen grappig is.

Pedagogische waarde
De associatie met mannen blijkt niet Angelsaksisch. In Japan kent men de oyaji gyagu [oude mannen-grap] en in Denemarken de onkel humor [omen-humor]. Vaders zijn typisch plageriger en uitdagender in hun spel met kinderen dan moeders, schrijft Hye-Knudsen. Tel dat op bij de gêne die kinderen gaan voelen als ze de puberteit naderen en zie daar de geboorteplaats van de vadermop: vaders zetten ze in om hun kinderen opzettelijk te generen. De lol is er niet voor het kind maar voor de verteller zelf, die plezier haalt uit de reactie van zijn kroost.

De opzettelijkheid leest Hye-Knudsen ook terug in de titels van boeken met zulke grappen: Dad Jokes for New Dads: Embarrass Your Kids Early! of Dad Jokes: 60 Dad Jokes That Will Make Your Kids Cringe. Het is daarmee gewapende anti-humor, van zachte vaders die zichzelf graag voor schut zetten als plagerige daad naar hun kinderen. Daar ziet Hye-Knudsen pedagogische waarde in:

“By continually telling their children jokes that are so bad that they’re embarrassing, fathers may push their children’s limits for how much embarrassment they can handle. They show their children that embarrassment isn’t fatal.”

De vadergrap is zo een soort vaccinatie: met kleine doses schaamte thuis toegediend ben je minder kwetsbaar voor verlegenheid elders.

De opdrachtgever krijgt (mogelijk) het copyright: update over AI en auteursrecht (Linda Duits)

Deze blogpost verscheen eerst op dieponderzoek.nl.

Eerder schreven we hier over de juridische grijze zone als het gaat om kunst gemaakt door AI. Van wie zijn die beelden eigenlijk? Van degenen op wiens beelden de AI getraind is? Van de AI? Van haar makers van de AI? Of van de creatieve geest die heeft bedacht dat een ‘konijn in de stijl van Matisse’ geinig is (in dit geval: ik)? Er gloort wat helderheid aan de horizon.

Het United States Copyright Office heeft een beleidsrichtlijn uitgevaardigd waarin staat dat visuele of literaire kunstwerken die AI gebruiken nu mogelijk in aanmerking komen voor auteursrechtregistratie. Dat schrijft het kunstforum Hyperallergic. Het bureau wil dat doen op een case-by-case-basis. Er wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen ‘werk’ dat simpelweg het resultaat is van een ingegeven opdracht – mijn Matisse-konijn – en werk dat de verzinsels van de AI op een “sufficiently creative way” doordenkt. Redacteur Rhea Nayyar:

“In order to get submissions approved for copyright registration, the office states that “applicants have a duty to disclose the inclusion of AI-generated content in a work,” and should provide an explanation outlining the human-authored elements that were contributed versus the AI-assisted elements. In the eyes of the Copyright Office, the human hand has the upper hand for now, which should be a relief for practicing artists concerned about AI encroaching on the commissions and freelance market.”

De wortels liggen volgens Hyperallergic in een beslissing die het Supreme Court in 1884 nam over fotografie. Het Hooggerechtshof oordeelde toen dat een foto niet zomaar een mechanisch proces is, maar een auteurswerk gebaseerd op beslissingen van de maker over bijvoorbeeld de enscenering.

Beeld: Linda’s helden, een collectie van drie AI-beelden gemaakt met Dall-E 2

Schermtijd bij jonge kinderen (Remco Pijpers)

Remco Pijpers schreef deze post eerst op Linkedin, hier overgenomen met toestemming.

De schermtijd bij jonge kinderen is toegenomen, zo blijkt uit onderzoek. Gemiddeld besteden jonge kinderen tot en met 6 jaar 100 minuten per dag aan digitale media. Ouders krijgen het advies hun kinderen meer te laten bewegen. Hoe zit dat op school? Was is wijsheid als het gaat om schermgebruik in de klas?

Het volledige antwoord heb ik niet, zeg ik maar meteen.

“Overmatig gebruik van digitale media en te weinig beweging op jonge leeftijd kan slaap en taalontwikkeling negatief beïnvloeden en overgewicht en bijziendheid in de hand werken”, aldus Peter Nikken van Windesheim naar aanleiding van het Iene Miene Media-onderzoek. https://lnkd.in/es792kPv

Gebrek aan beweging en het risico op bijziendheid blijft een risico, ook in de bovenbouw van de basisschool. Niet voor niets noemt Niels Kerssens het Nederlandse klaslokaal ‘de CloudKlas’: https://lnkd.in/e-_mFnvJ

* Er wordt meer gewerkt met adaptieve leermiddelen, zoals Gynzy, Bingel en Snappet. Ook reguliere methodes nemen meer en meer digitale, adaptieve onderdelen op. Ik sprak een schoolleider, die paal en perk wilde stellen – de kinderen oefenen ’s ochtends soms meer dan drie uur digitaal
* Daar komen ook de educatieve tools van de techbedrijven bij
* Het scherm is er ook voor vermaak: in de kleine pauzes krijgen leerlingen dikwijls op het digibord een filmpje te zien, broodtrommel op schoot.

We leven ín de media, stelt Mark Deuze – digitale technologie is een onlosmakelijk onderdeel van onze cultuur. Digitale media bieden volop mogelijkheden. Dat neemt niet weg dat de school zorg te dragen heeft voor de ruimte buiten de schermen om. Ruimte om buiten te spelen, om te bewegen, en samen te zijn in de groep zonder dat er technologie aan te pas komt, ruimte voor een-op-eencontact met de leerkracht.

Bij tech in de klas hoort een doordacht ict- en leermiddelenbeleid. Maar tech betekent uiteraard ook wat voor de pedagogische opdracht.

Tips, voor de vuist weg:

1. De 20-20-2-regel
Oogarts Caroline Klaver roept basisscholen op zich te houden aan de 20-20-2-regel. Dat houdt in dat na twintig minuten naar een scherm kijken, twintig seconden in de verte gekeken moet worden. Ook moeten de kinderen twee uur per dag naar buiten. https://lnkd.in/eJ9Wg_zV

2. Zithouding
Zorg verder dat kinderen goed zitten, als ze werken op de computer.

3. Pedagogisch verantwoord aanbod
Wat versta je onder online kwaliteit? Wat is geschikt om te zien, wat niet? Filter je, ja of nee? Zo is het Jeugdjournaal niet voor kinderen jonger dan negen jaar.

4. Bewust schermgebruik
Minimaliseer digitale afleiding als er opdrachten moeten worden gedaan. Minecraft en Roblox zijn zo gevonden..

Voeg jouw tips gerust toe aan de comments op LinkedIn.

Verder lezen:
– Het onderzoek: https://lnkd.in/eWJ2mbr6
– Beweegadvies voor kleintjes: https://lnkd.in/edZXh7Re
– Digitale fitheid bij volwassenen: https://lnkd.in/eqUHb_pn

Mediawijs moet nu ook ‘algoritme-wijs’ zijn (Linda Duits)

Deze blogpost verscheen eerst op dieponderzoek.nl.

De Albert Heijn op het Amsterdamse Leidseplein wordt tijdens schoolpauzes overstroomd door leerlingen van het nabij gelegen Barlaeus Gymnasium. Het personeel is dan altijd extra alert. Vorige week zag ik een medewerker boos uithalen naar een scholier: “dat is niet jouw bonuskaart, dat is fraude”. Nu weet ik natuurlijk niet waarom de scholier andermans bonuskaart gebruikte, maar het is een daad die we juist zouden moeten aanmoedigen: zo zorgt hij ervoor dat Albert Heijn zijn gedrag niet kan tracken. Hij ontsnapt aan datasurveillance.

Van zelf gebruiken naar gebruikt worden 
De digitale wereld verandert voortdurend en dat vraagt om steeds andere vaardigheden. Op het Parenting for a Digital Future blog van de London School of Economics and Political Science verscheen een blogpost over digitale geletterdheid in de tijd van algoritmen en AI. Onderwijssocioloog Neil Selwyn stelt dat digitale vaardigheden vroeger steeds gingen over hoe mensen betere gebruikers van technologie konden worden:

“During the 1980s this took the form of ‘computer literacy’ and ‘computer skills’ such as learning basic programming commands and how to format floppy disks. In the 1990s, attention turned to ‘internet literacy’ and ‘web skills’ such as navigating hypertext and building web-pages. The 2000s and 2010s then saw the rise of ‘cyber safety’ and ‘21st century skills’ such as online communication, creativity and collaboration. Most recently, we have seen calls for ‘media & information literacy’ skills relating to dealing with viral content, misinformation and fake news.”

Maar de nieuwste technologieën worden niet zozeer door ons gebruikt, zij worden op ons gebruikt. Systemen en software houden ons alledaagse gedrag bij, ze monitoren ons, verzamelen onze data en gebruiken die data om beslissingen te nemen. Algoritmen dicteren nu al het leven van jonge mensen, schrijft Selwyn. Ze bepalen welke advertenties peuters te zien krijgen op YouTube en wie aangenomen wordt op een universiteit.

Algoritme-wijs
Deze ontwikkelingen maken dat mediawijsheid nu ook moet gaan over algoritme-wijsheid. Dat is niet alleen noodzakelijk voor de positie van jongeren later op de arbeidsmarkt, maar ook voor hun burgerschap. Burgers moeten weten hoe overheden geautomatiseerde beslissingen maken (zie de Toeslagenaffaire in Nederland). Het opnemen van algoritme-wijsheid in het curriculum is belangrijk om te voorkomen dat er een kloof ontstond tussen jongeren die dit wel begrijpen en de kwetsbare jongeren die dit niet doen.

Algoritme-geletterdheid zou bijvoorbeeld kunnen inhouden:

  • recognising when data-driven automated systems are being used;

  • having a basic understanding of how these data-driven automated systems work – what Tania Bucher describes as an ‘algorithmic imaginary’;

  • knowing how to work with algorithmic systems – for example, writing with a natural language processing tool so that it helps (rather than hinders) your creativity;

  • knowing how to work around algorithmic systems – for example, using obfuscation tactics to avoid dataveillance;

  • recognising when human input and outsight is required – for example, knowing when to override an automated decision, or push back against algorithmic bias and automated discrimination.

‘Oude’ digitale vaardigheden zoals programmeren of verstandig wachtwoorden kiezen zijn veel makkelijker te doceren dan algoritme-geletterdheid. Zelfs informatici weten immers niet goed hoe bepaalde systemen werken. Opvoeders als leraren en ouders zullen dus samen met kinderen en jongeren moeten leren over deze wereld.

Toepassingen
Er zijn al voorbeelden van programma’s, Selwyn noemt het project ‘The Algorithmic You’ van de University of Toronto project en een Search Reflection Assignment waarin studenten reflecteren op hoe zoekmachines hun onderzoek beïnvloeden. Het is daarbij belangrijk om te bekijken hoe wijs jongeren al zijn op dit vlak, zie de protesten van studenten tegen algoritmische ongelijkheid in tentamenbecijfering.

Beeld gegenereerd met Dall-E 2. 

YouTube-ster spreekt zich uit tegen haar ouders die haar onder druk tewerkstellen (Linda Duits)

Deze blogpost verscheen eerst op dieponderzoek.nl.

In Amerika* is er nauwelijks wettelijke bescherming voor kinderen die als influencer te werk worden gesteld. Zogeheten ‘kidfluencers’ kunnen miljoenen verdienen, geld dat niet noodzakelijkerwijs naar hen gaat. Maar kleine kinderen worden groot. In een artikel in Teen Vogue dat afgelopen vrijdag viraal ging spreekt een kidfluencer zich uit tegen haar ouders die haar als peuter voor de camera zetten:

“When the family’s channel started to rake in the views, Claire says both her parents left their jobs because the revenue from the YouTube channel was enough to support the family and to land them a nicer house and new car. “That’s not fair that I have to support everyone,” she said. “I try not to be resentful but I kind of [am].” Once, she told her dad she didn’t want to do YouTube videos anymore and he told her they would have to move out of their house and her parents would have to go back to work, leaving no money for “nice things.””

Claire – niet haar echte naam – is nu tiener en maakt nog steeds video’s, onder druk.

“Claire says her father has told her he may be her father, but he’s also her boss. “It’s a lot of pressure,” she said. When Claire turns 18 and can move out on her own, she’s considering going no-contact with her parents. Once she doesn’t live with them anymore, she plans to speak out publicly about being the star of a YouTube channel. She’ll even use her real name. Claire wants people to know how her childhood was overshadowed by social media stardom that she didn’t choose.  And she wants her parents to know: “nothing they do now is going to take back the years of work I had to put in.””

Het wachten is op meerdere van dit soort kindsterren die zich tegen hun ouders keren.

*In Nederland is het overigens niet veel beter geregeld. De VPRO maakte in 2019 een docureeks over kindvloggers die laat zien hoe ver ouders gaan zonder goed na te denken over de gevolgen voor hun kinderen. In oktober 2021 kondigde het ministerie van Sociale Zaken een meldpunt aan dat inmiddels actief is, maar nadere regelgeving ontbreekt nog steeds.

Moeten we ons zorgen maken over de nieuwe ‘bold glamour’ filter op TikTok? (Linda Duits)

Deze blogpost verscheen eerst op dieponderzoek.nl.

“Psychological warfare” en “pure evil” noemde iemand op Twitter het nieuwe ‘schoonheids’-filter op TikTok. In zijn twitterdraad zie je video’s van influencers die zich allemaal verbazen over hoe goed het Bold Glamour werkt (zie hier mij als voorbeeld). Je kunt niet meer zien dat het een filter is, in de zin dat het uitstekend meebeweegt met de maker. De influencers zeggen allemaal hoe eng ze de filter vinden en hoe zich zorgen maken om de effecten ervan op jonge meisjes.

Eerder deze week ging er al een ander TikTok-filter viraal, Teenage Look, dat je laat zien hoe je eruit zag toen je een tiener was. Daarop waren de reacties vaak emotioneel: mensen moesten huilen bij het terugzien van hun jongere ik. Dat filter confronteert ons met vergankelijkheid, en zeker in een wereld waarin we jeugdigheid tot belangrijkste schoonheidswaarde hebben verheven, zou dat slecht voor je zelfbeeld.

De look van het Bold Glamour-filter is niet nieuw. Op Snapchat en Instagram kan je al jaren zien hoe je eruit ziet met lipfillers of perfecte make-up. De zorgen gaan nu om de kwaliteit van de filters. Dankzij vergevorderde Augmented Reality-technieken kan je een video maken waaruit niet duidelijk wordt dat er een filter is toegepast. Er is dus iets nieuws aan de hand en ‘nieuw+media’ leidt altijd tot zorgen.

In hoeverre zijn zorgen terecht?

Allereerst valt me op dat de influencers in de video’s in de twitterdraad allemaal laten zien hoe zij er ‘echt’ uitzien. Authenticiteit is cruciaal voor influencers en dus zie je op beeldgerichte sociale netwerken veel contentmakers de wereld ‘achter de schermen’ laten zien. Ze leggen uit hoe zij poseren om het meest gunstig op beeld te komen, ze vertellen over hoe ze filters en make-uptechnieken gebruiken om knapper te lijken en delen beelden die het verschil laten zien. Het zijn kleine lesjes mediawijsheid voor hun volgers.

Dat punt is vervolgens belangrijk: juist vanwege de alomtegenwoordigheid van filters, van de beauty tot de dieren tot jezelf als renaissance-schilderij, zijn gebruikers van deze platformen op de hoogte van het bestaan van filters en de manipulatie van de werkelijkheid. Het is dan ook een empirische vraag of mensen gaan denken dat influencers er echt zo uitzien. Eerst dat onderzoek zien, dan geloven. Ik vermoed eerder een klassiek derdepersoonseffect, dat wil zeggen: als het gaat om media-effecten denken mensen dat zij zelf niet vatbaar zijn voor media-effecten maar anderen wel, waarbij die anderen vaak anders zijn in termen van leeftijd en opleidingsniveau.

Misschien zorgt het bestaan van zulke filters juist wel voor het tegenovergestelde als waar mensen zich zorgen om maken, opperde iemand op Twitter:

Als ik naar de praktijk van filters kijk zie ik vooral veel spel. Het is leuk om uit te proberen hoe je eruit ziet als glamourpoes, als bejaarde of als de vermannelijkte versie van jezelf. Het is ook leuk zulke beelden te delen met bekenden. En tot is het misschien ook wel ‘leuk’ om je er zorgen over te maken. Vooralsnog zie ik daar echter echt geen reden toe.

Nieuwe meta-analyse toont de effectiviteit van worked examples (Jeroen Janssen)

Deze blogpost verscheen eerder op de blog van mijn vakgroep aan Universiteit Utrecht.

Een worked example is een beschrijving die je stap-voor-stap uitlegt hoe je een bepaald probleem oplost. In veel gevallen blijken worked examples effectiever te zijn voor bijvoorbeeld het ontwikkelen van reken- en wiskundevaardigheden dan probleem oplossen. In een nieuwe meta-analyse die gaat verschijnen in Educational Psychology Review wordt bekeken wat de effectiviteit is van worked examples in 55 studies. Interessant is dat veel van de geïncludeerde studies zijn uitgevoerd in het reguliere onderwijs en dus geen labstudies zijn. De resultaten van de meta-analyse laten zien dat worked examples effectief zijn (g = 0.48). Verdere analyses lieten zien dat het bestuderen van correcte worked examples effectiever is dan het bestuderen van incorrecte worked examples. Opvallend is dat in deze meta-analyse de effectiviteit van worked examples sterk terugloopt als leerlingen gevraagd wordt om zichzelf uitleg te geven bij het bestuderen van worked examples. De auteurs vermoeden dat dit misschien te maken heeft met de kwaliteit van de uitleg die leerlingen aan zichzelf geven: als de uitleg niet van voldoende kwaliteit is of incorrect is, heeft dit misschien een nadelig effect.

Het abstract

The current meta-analysis quantifies the average effect of worked examples on mathematics performance from elementary grades to postsecondary settings and to assess what moderates this effect. Though thousands of worked examples studies have been conducted to date, a corresponding meta-analysis has yet to be published. Exclusionary coding was conducted on 8033 abstracts from published and grey literature to yield a sample of high quality experimental and quasi-experimental work. This search yielded 43 articles reporting on 55 studies and 181 effect sizes. Using robust variance estimation (RVE) to account for clustered effect sizes, the average effect size of worked examples on mathematics performance outcomes was medium with g = 0.48 and p = 0.01. Moderators assessed included example type (correct vs. incorrect examples alone or in combination with correct examples), pairing with self-explanation prompts, and timing of administration (i.e., practice vs. skill acquisition). The inclusion of self-explanation prompts significantly moderated the effect of examples yielding a negative effect in comparison to worked examples conditions that did not include self-explanation prompts. Worked examples studies that used correct examples alone yielded larger effect sizes than those that used incorrect examples alone or correct examples in combination with incorrect examples. The worked examples effect yields a medium effect on mathematics outcomes whether used for practice or initial skill acquisition. Correct examples are particularly beneficial for learning overall, and pairing examples with self-explanation prompts may not be a fruitful design modification. Theoretical and practical implications are discussed.

Van TikTok krijg je geen anorexia (Linda Duits)

Deze post verscheen eerst op dieponderzoek.nl. Check zeker de blog voor veel meer interessants!

Vandaag verscheen in De Groene Amsterdammer een onderzoeksartikel over TikTok als fuik van eetstoornissen. De toon is uiterst alarmerend: “‘The happiest place on the internet’ schiet ernstig tekort”, kondigt het artikel aan. Als je geïnteresseerd bent in overmatig afvallen, krijg je al snel heftige content voorgeschoteld. Hoewel de auteurs zorgvuldig zijn in hun formuleringen, is het makkelijk om uit het artikel te concluderen dat je van TikTok kijken anorexia krijgt.

Pro-ana-sites
Zorgen over media, uiterlijk en het zelfbeeld van meisjes zijn niet nieuw: feministen van de Tweede Golf vroegen aandacht voor het eenzijdige schoonheidsideaal en de manier waarop meisjes- en vrouwenbladen dat ideaal opdrongen. Toen internet opkwam ontstonden er zorgen over zogeheten pro-ana-sites, met een piek in de jaren 00 toen internet volledig inburgerde. Er is veel onderzoek naar deze sites gedaan, met soms wisselende uitkomsten.

Onderzoek met een mediapsychologische insteek vond eerder schadelijke effecten: bezoekers van zulke sites zouden elkaar aanzetten tot verergering van hun stoornis. Onderzoek vanuit een cultural studies-perspectief laat zien dat bezoekers op zulke sites een veilige plek vinden en steun bij elkaar. Die tegenstelling komt steeds terug: de websites zouden zowel triggeren als verlichten.

Agency
Hoewel ik nog geen onderzoek naar ‘ana’ en ‘mia’ TikTokvideo’s ken, durf ik wel te zeggen dat we daar dezelfde resultaten gaan vinden. Natuurlijk, een sociaal netwerk als TikTok werkt anders dan een website met een forum. In het artikel in De Groene ligt de nadruk dan ook vooral op de schadelijkheid van het algoritme: de extreme video’s liggen binnen handbereik, het is onbewuste beïnvloeding na constante blootstelling, je komt terecht in een fuik.

Dat klopt allemaal, maar in het verhaal is de agency van de kijker volledig weg. Wie op zoek was naar pro-ana-informatie, was vroeger slechts een paar klikken verwijderd van deze content. Ook toen was dat ‘een paar klikken’ onderdeel van de paniek overigens. Maar waar het om gaat is dat iemand met een bepaalde interesse content vindt die aansluit bij die interesse. Wie geen interesse heeft in pro-ana, kwam toen niet op sites terecht en krijgt nu zulke video’s niet te zien.

Oorzaken
Je krijgt van mediagebruiken geen eetstoornis, daar is echt meer voor nodig. In een cruciale alinea in het artikel komt bijzonder hoogleraar eetstoornissen Eric van Furth aan het woord:

Je kunt niet zeggen of de hype van dieet-influencers, mannen en vrouwen die extreem sporten en diëten promoten, bijdraagt aan een toename van anorexia nervosa en andere eetproblematiek onder jongeren. Maar, zegt Van Furth: ‘Of je een eetstoornis ontwikkelt hangt af van genetische factoren en omgevingsfactoren. Genen veranderen niet, de omgeving kan wel meer of minder ziekmakend zijn.’ Kijkgedrag is heel bepalend. ‘Mocht je kwetsbaar zijn en filmpjes tegenkomen, dan kan het algoritme je zomaar in je nekvel grijpen.’

Oftewel: media hebben hier effect op mensen die al kwetsbaar zijn – zoals bijna altijd blijkt uit onderzoek naar media-effecten. Een eetstoornis ontwikkel je niet zomaar, problemen thuis – in de jeugd, in de familie – doen ertoe, net als genen. Het zijn dus kijkers die al kwetsbaar zijn én die een interesse hebben in overmatig afvallen die mogelijk schade kunnen ondervinden van de beschreven fuik op TikTok, maar die daar ook steun en positieve effecten van kunnen ondervinden. Dat is een heel stuk minder alarmerend.

Gevaar
Zorgwekkender dan de min of meer gewenste blootstelling aan zulke heftige content, vind ik bovendien de onmogelijkheid om van die blootstelling af te komen. Als het algoritme eenmaal denkt te weten wat je wilt zien, blijft het je dat voorschotelen. Dus iemand die behandeling is geweest voor een eetstoornis, houdt lange tijd een TikTok (en een Insta en een Google) die maar pro-eetstoornis content blijft tonen.

Toevallig las ik gisteren dit artikel op Technology Review over rouw en algoritmen dat helder inzichtelijk maakt hoe onmogelijk het is je ‘interesse’ te wijzigen. De auteur was dankzij een kankerdiagnose van haar vader aanvankelijk geïnteresseerd in rouw, maar ze kon er niet meer aan ontsnappen. Ze verwijderde Instagram en Twitter, en klikte niet meer op de verhalen die Google haar voorstelde. Maar:

“When I logged back on, my grief-obsessed algorithms were waiting for me with a persistence I had not anticipated. I just wanted them to leave me alone. …. By this point, I was frustrated that I was having such a hard time moving on. Cancer sucks so much time, emotion, and energy from the lives and families it affects, and my digital space was making it challenging to find balance. While searching Twitter for developments on tech legislation for work, I’d be prompted with stories about a child dying of a rare cancer.”

De auteur had de fuik bewust opgezocht, maar kon er niet meer uitkomen.

Regulering
De les uit de jaren 00 is dat je pro-ana en pro-mia content niet van het internet kan weren. Mensen met deze stoornissen zullen sites en video’s blijven maken. We kunnen het misschien moeilijker maken om deze content te vinden, maar dat zorgt ook voor isolatie en versterkte interesse: vertel pubers dat iets niet mag en ze willen het alleen maar meer.

Dat je geen anorexia krijgt van TikTok kijken betekent overigens niet dat we niet waakzaam moeten zijn. Het is belangrijk dat we weten hoe algoritmes werken. Daarbij moeten we meer controle krijgen over die algoritmes: het zou veel makkelijker moeten zijn een algoritme de opdracht te geven je oude interesses te vergeten. En tot slot moeten we mensen met een eetstoornis zo vroeg mogelijk helpen. De wachttijden voordat je terecht kan in een kliniek zijn nu een half jaar of langer. Over die schadelijkheid moeten we veel meer gealarmeerd zijn.

Beeld gemaakt met Dall-E 2.