Ik gebruik al jaren de originele reeks van Everything is a Remix in mijn lessen, maar de voorbije jaren heeft Kirby Ferguson een hele update van de reeks gemaakt waarvan net het vierde deel uitkwam:
Ik gebruik al jaren de originele reeks van Everything is a Remix in mijn lessen, maar de voorbije jaren heeft Kirby Ferguson een hele update van de reeks gemaakt waarvan net het vierde deel uitkwam:
Vandaag werd de nieuwe Digimeter voorgesteld. In De Standaard worden de belangrijkste bevindingen samengevat onder de kop dat de Vlaming een digitale kater overhoudt aan de pandemie. Specifiek een punt in het artikel deed me onmiddellijk naar het rapport grijpen:
In het rapport staat het iets uitgebreider:
Het draagvlak voor telewerken lijkt groter te zijn dan voor afstandsonderwijs. 15% (-3) volgde in het afgelopen jaar een cursus online en als men gevraagd wordt naar de voorkeursvorm van onderwijs is dat voor de meerderheid nog steeds offline (48%). 34% prefereert een hybride vorm van les volgen, tegenover 18% die resoluut de voorkeur aan online onderwijs geeft. Professioneel leent niet elke job zich even makkelijk tot telewerken en is niet elke werkgever daar even flexibel in. De helft van de Vlamingen (48%, -4) is in de mogelijkheid om van thuis uit te werken (of te studeren). Deze mogelijkheid is opmerkelijk hoger bij personen met een hoger inkomensniveau (63%) dan bij een lager inkomensniveau (33%). De meerderheid die daar de mogelijkheid toe heeft, maakt daar ook gebruik van.
35% van de Vlamingen verkiest het telewerken/afstandsleren boven de fysieke werkvloer/leslokaal en legt daar in de praktijk ook het zwaartepunt. 32% werkt/studeert minstens drie van de vijf dagen van thuis uit (16% zelfs minstens vier dagen). Telewerken is met andere woorden sterk ingeburgerd in Vlaanderen. Van zij die in de mogelijkheid zijn om te telewerken (1 op 2 Vlamingen), geeft 35% er ook de voorkeur aan en verkiest 37% een hybride vorm van werken. Voor 72% van de Vlamingen die kunnen telewerken, is dat dan ook de norm geworden
In het tabellenraport staat gelukkig nog meer:
Hier vind ik de verschillen tussen de twee leeftijdsgroepen zeer opvallend. Hoe ouder de student – wellicht al aan het combineren met werk – hoe positiever de houding tegenover online onderwijs.
Maar terwijl het hoger onderwijs soms net meer wil inzetten op afstandsonderwijs en het digitale, lijkt de student (nog?) niet mee te willen in dit verhaal.
Vond deze video via Larry Ferlazzo:
Deze blogpost verscheen eerst op dieponderzoek.nl.
“Psychological warfare” en “pure evil” noemde iemand op Twitter het nieuwe ‘schoonheids’-filter op TikTok. In zijn twitterdraad zie je video’s van influencers die zich allemaal verbazen over hoe goed het Bold Glamour werkt (zie hier mij als voorbeeld). Je kunt niet meer zien dat het een filter is, in de zin dat het uitstekend meebeweegt met de maker. De influencers zeggen allemaal hoe eng ze de filter vinden en hoe zich zorgen maken om de effecten ervan op jonge meisjes.
Eerder deze week ging er al een ander TikTok-filter viraal, Teenage Look, dat je laat zien hoe je eruit zag toen je een tiener was. Daarop waren de reacties vaak emotioneel: mensen moesten huilen bij het terugzien van hun jongere ik. Dat filter confronteert ons met vergankelijkheid, en zeker in een wereld waarin we jeugdigheid tot belangrijkste schoonheidswaarde hebben verheven, zou dat slecht voor je zelfbeeld.
De look van het Bold Glamour-filter is niet nieuw. Op Snapchat en Instagram kan je al jaren zien hoe je eruit ziet met lipfillers of perfecte make-up. De zorgen gaan nu om de kwaliteit van de filters. Dankzij vergevorderde Augmented Reality-technieken kan je een video maken waaruit niet duidelijk wordt dat er een filter is toegepast. Er is dus iets nieuws aan de hand en ‘nieuw+media’ leidt altijd tot zorgen.
In hoeverre zijn zorgen terecht?
Allereerst valt me op dat de influencers in de video’s in de twitterdraad allemaal laten zien hoe zij er ‘echt’ uitzien. Authenticiteit is cruciaal voor influencers en dus zie je op beeldgerichte sociale netwerken veel contentmakers de wereld ‘achter de schermen’ laten zien. Ze leggen uit hoe zij poseren om het meest gunstig op beeld te komen, ze vertellen over hoe ze filters en make-uptechnieken gebruiken om knapper te lijken en delen beelden die het verschil laten zien. Het zijn kleine lesjes mediawijsheid voor hun volgers.
Dat punt is vervolgens belangrijk: juist vanwege de alomtegenwoordigheid van filters, van de beauty tot de dieren tot jezelf als renaissance-schilderij, zijn gebruikers van deze platformen op de hoogte van het bestaan van filters en de manipulatie van de werkelijkheid. Het is dan ook een empirische vraag of mensen gaan denken dat influencers er echt zo uitzien. Eerst dat onderzoek zien, dan geloven. Ik vermoed eerder een klassiek derdepersoonseffect, dat wil zeggen: als het gaat om media-effecten denken mensen dat zij zelf niet vatbaar zijn voor media-effecten maar anderen wel, waarbij die anderen vaak anders zijn in termen van leeftijd en opleidingsniveau.
Misschien zorgt het bestaan van zulke filters juist wel voor het tegenovergestelde als waar mensen zich zorgen om maken, opperde iemand op Twitter:
Als ik naar de praktijk van filters kijk zie ik vooral veel spel. Het is leuk om uit te proberen hoe je eruit ziet als glamourpoes, als bejaarde of als de vermannelijkte versie van jezelf. Het is ook leuk zulke beelden te delen met bekenden. En tot is het misschien ook wel ‘leuk’ om je er zorgen over te maken. Vooralsnog zie ik daar echter echt geen reden toe.
Vond deze infografiek via Larry Ferlazzo bij Visual Capitalist (klik hier voor versie in hogere resolutie)
Deze post verscheen eerst op dieponderzoek.nl.
Do not feed the trolls, was langs het advies aan nieuwkomers op sociale netwerken. Het was een internetwijsheid: trollen proberen je te provoceren omdat ze een emotionele reactie bij je willen uitlokken, zoals je kleine broertje vroeger deed. Jouw reactie maakt het erger, gewoon negeren dus. Nu hoor je zelden nog iemand over internettrollen.
Whitney Phillips was een van de eerste mediawetenschappers die onderzoek deed naar trollen. Ze promoveerde in 2012 en werkte haar proefschrift om tot het in 2016 verschenen toegankelijke boek This Is Why We Can’t Have Nice Things: Mapping the Relationship between Online Trolling and Mainstream Culture. Phillips brengt daarin een ogenschijnlijk onschuldige subcultuur in kaart, eentje waarvan we nu grote, gevaarlijke gevolgen zien in zowel de mainstream cultuur als de politieke arena.
Wat is een trol?
Zoals gebruikelijk in subcultureel onderzoek omvat Phillips’ onderzoek mensen die zichzelf als trol identificeren. Een gangbare definitie daarvan is een persoon die conflict zoekt ter eigen vermaak. Uitgangspunt van trollen was dat niets serieus genomen moet worden, al kun je in sommige trol-acties ook vormen van kritiek zien. Een voorbeeld is de Jenkem-hoax, waarin trollen een mediapaniek creëerden over een niet-bestaand probleem. De actie is te interpreteren als een vorm van kritiek op slordige nieuwsgaring. Trollen zelf zagen hun daden vaak als pedagogisch: hun slachtoffers zouden niet zo dom moeten zijn.
Trollen lijken op sensationalistische media, stelt Phillips, “the primary difference is that, for trolls, exploitation is a leisure activity. For corporate media, it ’ s a business strategy” (p. 8). Trollen zijn goed in het samenspel tussen politiek, geschiedenis en digitale media. Ze zijn “in many ways the grimacing poster children for the socially networked world” (p. 8).
De trol had iets weg van het bekende archetype van de trickster. Hij – want het is bijna altijd een hij – verzint leugens om de waarheid te behouden. Tricksters dienen echter de morele orde, trollen deden dat nadrukkelijk niet.
Vroege waarnemingen
De eerste bekende vermeldingen van trol in een internetcontext zijn al uit 1992. Daarbij valt op dat de term losjes gebruikt wordt, alsof hij dus al ingeburgerd was. Het ging om mensen die ‘vissen voor flames‘, een flame is een verhitte reactie. Al direct werden ze gezien als een bedreiging, niet alleen op persoonlijk niveau maar ook als bedreiging van optimistische internetgemeenschappen. De waarschuwing dat je mogelijk zonder het te weten met een trol praat, paste bij de angst over anonimiteit. De dreiging van deceptie, schrijft Phillips, was zo net schadelijk of zelfs schadelijker dan daadwerkelijk bedrog.
4chan heeft onmiskenbaar een rol gespeeld in de vorming van trollen als een subcultuur. Het beruchte image board zag het leven in 2003 en werd al snel een bestemming voor mensen die zichzelf als trol zagen. Het delen van gore plaatjes was een belangrijk onderdeel van deze cultuur, net als onwetende mensen afsturen op die plaatjes die je nooit meer kunt ‘ont-zien’. Maar 4chan was zeker niet de eerste ontmoetingsplek. Phillips noemt als voorgangers Rotten (1996), Hard OCP (Hardware Overclockers Comparison Page) (1997), Totse (1997), Stile Project (1999), Something Awful (1999) en Gen May (2002).
Gouden jaren
De periode tussen 2008 – 2011 ziet Phillips als de gouden jaren. De subcultuur kristalliseerde zich uit en verkreeg bekendheid. De opkomst van Anonymous, het hackerscollectief, speelde daarbij een belangrijke rol. Sociale media groeiden en trokken steeds meer ‘gewone’ gebruikers, gebruikers die zich geen raad wisten met trolgedrag (zie bijvoorbeeld onze blogpost uit 2013 over RIP-trolling). Bij de Amerikaanse verkiezingen in 2008 glorieerden racistische trolacties rond Obama.
Een nieuwe fase zijn de jaren 2012 tot 2015. De definitie van wat een trol is veranderde, net als hun rol. Dit deel is eigenlijk te vroeg geschreven – de ontwikkelingen rond Trump maken dat je niet meer van trollen kunt spreken. Troltechnieken zijn gangbaar geworden, en de internetgemeenschap van trollen is binnengevallen door en vermengd met een tombola aan andere groepen.
Culturele impact
Trollen hebben een grote rol gespeeld in het vormgeven van internetcultuur zoals we die nu kennen, bijvoorbeeld als het gaat om memes. Phillips gaat zelfs zo te ver te stellen dat
“from about 2003 to 2011, subcultural trolls on and around 4chan ’ s /b/ board were responsible for creating, or at the very least amplifying, nearly every popular meme on the Internet” (p. 21).
Van LOLcats tot Rickrolling, 4chan was een memefabriek en de resultaten zie je nu overal in mainstream-cultuur.
Trollen trolden voor de lulz, een concept dat je het beste kunt vergelijken met Schadenfreude. Het is een tricky concept, omdat het mogelijk maakt je te verschuilen achter humor:
“Disparate as these targets might initially appear, there is a through line in the trolls ’ targeting practices: the concept of exploitability. Trolls believe that nothing should be taken seriously, and therefore regard public displays of sentimentality, political conviction, and/or ideological rigidity as a call to trolling arms. In this way, lulz functions as a pushback against any and all forms of attachment, a highly ironic stance given how attached trolls are to the pursuit of lulz” (p. 25).
Hierin herken je direct het verweer van Geen Stijl-scribenten of Fvd-politici wanneer zij onderwerp zijn van ophef: het was maar een grapje. Voor de trol waren er nul consequenties. Het verschil is dat bij de trol de offline en online persoon volledig gescheiden waren.
Schade
Hoewel trollen veel verschillende gedaantes konden aannemen, moet gezegd worden dat zij hun lulz vaak probeerden te halen bij minderheidsgroepen, zoals mensen van kleur en LHBTQIA+ personen. Ze vielen ook de gevestigde macht aan, maar dat was minder persoonlijk. Hoewel de trol plezier haalde uit lulz, valt op dat trollen de emotionele context waaruit/waarin ze mensen trollen negeerden. Ze zagen alleen de absurde, uitbaatbare details van een verhaal. Het enige dat ertoe deed was de punchline.
De nadruk op humor vereist dat er een publiek is en een wij en zij, een wij die de grap snappen en een zij die dat niet doen. Je moet trollen daarom zien als een gemeenschap. Historische kennis van voorgaande memes was voor deelnemers aan die gemeenschap essentieel en de reproductie ervan had een gemeenschapsbouwende functie.
“Put simply, trolls laugh themselves into existence and sustain this existence through further laughter” (p. 31).
Die gemeenschap van trollen lijkt voorbij. Anonimiteit, zo kenmerkend, is niet meer nodig om mensen online uit te lokken of uit te schelden. Trollen worden geboren in en gevoed door de mainstream, schrijft Phillips in haar slothoofdstuk. Nu het internet de mainstream is, is hun natuurlijke habitat vernietigd.
Gisteren keek ik naar Het verhaal van Vlaanderen en misschien merkte je het zelf al niet meer op, maar alles wat Tom Waes zei, werd ondertiteld. Er was de voorbije weken al wel kritiek op zijn ‘gekuist’ Antwerps, maar toch, het is moeilijk onverstaanbaar te noemen. Deze video van VOX die net verscheen, gaat net in op het verschijnsel. Blijkbaar gebruiken we steeds vaker ondertitels om verschillende redenen die samenkomen: