Een edtech-speler zit in de problemen

Misschien heb je nog nooit van 2U gehoord, maar misschien wel van edX. Het is een platform waarlangs universiteiten online opleidingen en bijhorende credits aanbieden via bijvoorbeeld MOOC’s. Het platform werd in 2012 ontwikkeld door Harvard en MIT en verbindt studenten met duizenden betaalbare onlineprogramma’s van AI tot volksgezondheid, en van gratis tot diploma.

Maar binnenkort misschien niet meer. Want er zitten enorme donkere wolken boven 2U volgens een artikel in de Wall Street Journal.

Terwijl ze in 2018 nog genoeg te vieren hadden met toen nog een marktwaarde van meer dan $ 5 miljard en lucratieve contracten met scholen als Georgetown University en de University of Southern California.

Nu zes jaar later wordt het bedrijf gewaardeerd op ongeveer $30 miljoen en wordt het geconfronteerd met een existentiële crisis. De balans is verlamd door 900 miljoen dollar aan schulden, en sommige universiteitsleiders zoeken naar een uitgang.

2U wilde een revolutie in het onderwijs teweegbrengen en de kloof tussen online leren met winstoogmerk en zeer gerenommeerde universiteiten overbruggen. Maar door veranderingen bij studenten en ook wel de hevige concurrentie – ook van universiteiten die beseften dat ze een groot deel van wat het platform ook zelf kunnen – werd het steeds moeilijker (lees ook hier).

Hoe interpersoonlijke ondersteuning motivatie, welzijn en prestaties kan verhogen, een meta-analyse (Jeroen Janssen)

Deze blogpost verscheen eerst op de blog van onze vakgroep van de Universiteit Utrecht.

Zelfdeterminatie theorie (self-determination theory, SDT) is een invloedrijke motivatietheorie die stelt dat door de vervulling van de basale menselijke behoeften van autonomie, competentie en verbondenheid de motivatie van individuen versterkt kan worden. Daarnaast kan volgens deze theorie het vervullen van deze basisbehoeften het welzijn en prestaties van leerlingen verbeteren.

Een recente meta-analyse gepubliceerd in het Journal of Personality and Social Psychology laat zien hoe interpersoonlijke ondersteuning, dat wil zeggen ondersteuning door anderen zoals leerkrachten, medeleerlingen of ouders, deze resultaten kan bereiken. De onderzoekers analyseerden voor deze meta-analyse maar liefst 4.561 effectgroottes van 881 onafhankelijke steekproeven, die meer dan 443.000 individuen omvatten.

Hun bevindingen? Steun voor autonomie, competentie en verbondenheid hangen sterk samen met vervullen van deze basisbehoeften. Bovendien hangt deze ondersteuning positief samen met welzijn hangt deze ondersteuning matig samen met prestaties.

In essentie onderstreept deze meta-analyse de kracht van interpersoonlijke ondersteuning bij het vormgeven van onze onderwijsomgevingen. Door gedrag in te zetten dat autonomie, competentie en verbondheid ondersteunt, is het mogelijk om het welzijn en de onderwijsprestaties van leerlingen te versterken.

Het abstract
People’s motivational processes, well-being, and performance are likely to be facilitated through the support of others. Self-determination theory argues that interpersonal supports for autonomy, competence, and relatedness are crucial to achieve these outcomes. In the present study, we provide a comprehensive examination of this formulation based on a meta-analytic database consisting of 4,561 effect sizes from 881 independent samples (N = 443,556). Our results indicate that supports for autonomy, competence, and  relatedness were strongly positively related with the satisfaction of these basic needs and strongly negatively related to their frustration. Interpersonal supports for basic needs were strongly positively related with subjective well-being and exhibited small to moderate positive associations with performance. Moderation analyses showed general stability of effects across cultures, although correlations of autonomy support to autonomous  motivation weakened as a function of individualism. The opposite pattern was observed for the correlation between relatedness support and intrinsic motivation. Some effects also declined as a function of sample age and lag in measurements. We also find that competence- and relatedness-supportive behaviors explained incremental variance in basic need satisfaction even after controlling for the more established effects of autonomy support. In addition, lateral need supports explained incremental variance in basic need satisfaction after controlling for vertical sources of support. In sum, our results are consistent with the premise that to support optimal motivation, well-being, and performance, a broad set of behaviors that nurture all three basic needs, together with  different sources of interpersonal support, should be considered to yield the most benefit

Lectuur op zaterdag: het verhaal na de jurk, verdwenen boeken, indrukwekkende hersenen en echt wel veel meer

De weekendbijjlage bij deze blog:

Deze week kwam ik weer in de media:

Tot slot: hoe werd vroeger touw gemaakt:

Welke vreemde verzoeken krijgen leraren van ouders?

Gisteren deelden mijn oud-collega’s de reacties op de open vraag ‘Wat is het vreemdste verzoek dat je ooit kreeg van een ouder of verzorger?’ Ze kwamen tot deze top 10:

  1. “Kan je kijken of hij ‘s morgens kaka doet en hoeveel?”
  2. “Verzoek om tegen betaling eigenlijk de ouderrol over te nemen qua bevestiging en steun geven aan het kind in kwestie.”
  3. “Meegaan op wereldreis als privéleraar!”
  4. “De mama vroeg of ze zelf (nog) eens een les mocht bijwonen. Ze was een oud-leerlinge en miste de school.”
  5. “Of ik bijles wilde geven aan de oma.”
  6. “Mag mijn kind eens bij jou blijven slapen?”
  7. “Eén ouder wilde dat we de bezemkast herinrichten als kamer voor hun zoon in het reeds volzette internaat.”
  8. “Een kind met C-attest alsnog een A geven in ruil voor een weekje gratis vakantie in de luxevilla van de familie.”
  9. “Of we de zoon het taakje ‘vegen’ niet zouden willen laten doen want dat is “toch duidelijk een taak voor meisjes” (1e leerjaar)”
  10. “Een stukje kraakbeen dat uit de knie gehaald was bij de mama en de vraag om er eens mee te mogen rondgaan in de klas.”

Maar lees de hele blogpost hier en huiver mee

Mag je … ook al niet meer zeggen? (Universiteit van Nederland)

Anouk noemde deze week Ronnie Flex “een kleine, huilende armzalige bitch n****”. Ze raakte in opspraak, omdat veel mensen vinden dat het n-woord niet gebruikt kan worden door een witte vrouw. Samen met Sibo Kanobana, sociolinguïst aan de Open Universiteit, duiken we in de geschiedenis van dit woord en van andere woorden die gevoelig liggen. Bijzonder is dat niet al deze woorden altijd dezelfde negatieve lading hebben gehad, ooit was het bijvoorbeeld heel normaal om een vrouw met ‘wijf’ aan te spreken. Sibo ontleedt wat voor functies deze woorden in de maatschappij hebben, en wat voor ideeën er (ongemerkt) achter schuilgaan. We stellen hem de vraag: wat moeten we eigenlijk met al deze beladen woorden? Benieuwd naar zijn antwoord? Bekijk dan snel de video!

Hoe evolueert het Sociaal-Emotioneel Leren? (Rapport en infografiek)

Naast PISA doet de OESO nog verschillende onderzoeken, waar niet noodzakelijk alle landen of regio’s meedoen. Zo is er ook hun Survey on Social and Emotional Skills (SSES) 2023, die vorige maand gepubliceerd werden. Hieronder vind je de samenvattend infografiek, maar via deze link vind je een pak meer.

picture

picture

Dit was het onderwijsnieuws… Rinke en ik kijken terug op april 2024:

Al hebben we het hier niet over migratie, playofs of vlaamse voorjaarsklassiekers , nee, in deze podcast, praten wij over het onderwijsnieuws. Elke maand bespreek ik samen met onderwijspedagoog Pedro De Bruyckere enkele opvallende onderwijsnieuwtjes. Van nieuw wetenschappelijke inzichten, straffe onderwijsfeiten of opmerkelijke beleidsdaden, alles kan hier de revue passeren.

Welkom bij het onderwijsnieuws van de maand april!

Shownotes

Een mooi onderzoek toont de relativiteit van nature en het potentieel van nurture voor gezond leven

Hoe meer je over genetisch onderzoek hoort, hoe meer je soms kan denken dat heel veel al bepaald werd door onze genen. In ons psychologieboek nuanceren we dit al voor een groot stuk door te tonen dat het vaak een pak complexer is, maar een nieuw onderzoek toont dit ook mooi aan.

In het onderzoek van Bian en collega’s keek men na hoeveel van onze gezondheid eigenlijk bepaald wordt door onze genen, en welk effect onze levensstijl heeft, ten goede of ten kwade?

Hiervoor bekeek men de dataset van meer dan 350.000 mensen uit het Verenigd Koninkrijk en wat blijkt: gezonde levensstijlkeuzes kunnen het genetische risico op vroegtijdig overlijden met maar liefst 62 procent verminderen. We kunnen dus een grote impact zelf hebben op wat we genetisch meekrijgen. Of wacht, was dat ook iets dat we genetisch meekregen?

Dit onderzoek gebruikte gegevens uit drie grote, langlopende bevolkingsstudies die de verbanden tussen genetica, omgeving en ziekte onderzoeken, Hierdoor kon deze nieuwe studie gelijktijdig het effect van genetisch risico en levensstijlfactoren op levensduur vergelijken.

Het onderzoeksteam, afkomstig van verschillende universiteiten in China en de Universiteit van Edinburgh in het Verenigd Koninkrijk, analyseerde gegevens van meer dan 350.000 volwassenen van Europese afkomst die tussen 2006 en 2010 waren gerekruteerd voor de UK Biobank-studie, en volgde hen gedurende een mediane periode van bijna 13 jaar.

De deelnemers werd gevraagd naar hun dieet, lichamelijke activiteit, rookgewoonten, alcoholinname, lichaamsvorm en slaapduur, en ze werden ingedeeld in drie niveaus op basis van hun antwoorden. De onderzoekers verdeelden de deelnemers ook in drie categorieën op basis van bekende genetische risicofactoren, zogenaamde polygene risicoscores, die zijn afgeleid van Amerikaanse studies en die van invloed zijn op de levensduur.

Net als eerdere familieonderzoeken ontdekten de onderzoekers dat erfelijke elementen het risico op vroegtijdig overlijden met 21 procent kan verhogen.

Een ongezonde levensstijl met slecht slapen, weinig lichaamsbeweging, bewerkte voedingsmiddelen, sigaretten en alcohol werd ook gekoppeld aan een 78 procent groter risico op vroegtijdig overlijden, ongeacht iemands genetische aanleg.

Mensen met een ongezonde levensstijl en een genetische aanleg voor een kortere levensduur hadden tijdens de onderzoeksperiode twee keer zoveel kans om te overlijden aan niet-accidentele, niet-COVID-gerelateerde aandoeningen als degenen met een lager genetisch risico en gunstigere leefgewoonten.

Maar kiezen voor een gezondere levensstijl – voornamelijk door niet te roken, regelmatig te bewegen, gezond te eten en voldoende te slapen – verminderde het genetische risico op een korter leven met 62 procent, ontdekten de onderzoekers.

“Deze studie verduidelijkt de cruciale rol van een gezonde levensstijl bij het verzachten van de impact van genetische factoren op de vermindering van de levensduur,” concluderen de onderzoekers.

Maar zoals elk onderzoek heeft ook deze studie belangrijke beperkingen. Zo gaat het over een observationele studie, dus er kunnen geen harde conclusies worden getrokken over oorzaak en gevolg. De meeste deelnemers waren van wit-Europese afkomst, dus de bevindingen kunnen ook niet worden gegeneraliseerd naar andere populaties.

Bovendien werden de deelnemers slechts één keer ondervraagd over hun levensstijl, toen ze aan de studie deelnamen, en de bestudeerde genetische varianten omvatten slechts een klein deel van het genetische risico dat gepaard gaat met een kortere levensduur, dus er kan veel meer DNA in het spel zijn.

Een andere grote vraag waar deze studie slechts kort op inging, is op welke leeftijd mensen positieve veranderingen in hun levensstijl aanbrengen.

Uit de analyse bleek dat mensen met een hoog genetisch risico op een korter leven hun levensverwachting op 40-jarige leeftijd met ongeveer 5 jaar zouden kunnen verlengen als ze levensstijlveranderingen hadden doorgevoerd. Ander onderzoek toont ook het belang van het behouden van deze veranderingen.

“Aangezien leefstijlgewoonten meestal vóór middelbare leeftijd worden ontwikkeld, zijn effectieve volksgezondheidsinterventies van groot belang voor degenen met een hoog genetisch risico om hun levensduur te verlengen vóór de vorming van een vaste levensstijl,” concluderen de onderzoekers.