Onlangs verscheen in het British Educational Research Journal een studie die veel scholen en beleidsmakers zal aanspreken. Carolyn Jackson en Mieke Van Houtte vergeleken hoe 15-jarigen in Engeland en Vlaanderen school ervaren. Hun vraag was eenvoudig maar belangrijk: hangt de angst om te falen samen met hoe competitief een onderwijssysteem is? En speelt het gevoel van erbij te horen daarin een rol?
De vergelijking tussen beide regio’s is interessant. Engeland is al jaren een ‘exam nation’, met frequent gestandaardiseerd testen en duidelijke gevolgen voor leerlingen, scholen en zelfs lerarenloopbanen. Vlaanderen is – of beter: was – het andere uiterste. Tot 2024 waren er geen nationale toetsen en bleef er veel autonomie voor scholen. Tegelijk kijkt Vlaanderen de laatste jaren vaker naar Engeland, terwijl Engeland op zijn beurt een deel van zijn toetsbeleid herbekijkt. Perfect dus voor een vergelijking, zou je zeggen.
Wat vinden de auteurs? Engelse leerlingen rapporteren:
-
meer fear of failure,
-
meer competitie,
-
minder coöperatie,
-
en een lager gevoel van belonging
dan Vlaamse leerlingen.
Dat eerste is misschien geen verrassing: internationale welzijnsstudies tonen al langer dat Engelse jongeren bovengemiddeld veel druk ervaren. Interessant is vooral dat een deel van het verschil tussen beide regio’s volgens de analyses wordt verklaard door de mate waarin leerlingen competitie ervaren. En de buffer? Een sterk gevoel van belonging. Leerlingen die zich gezien en gesteund voelen, rapporteren minder angst – ongeacht het systeem waarin ze zitten.
Tot zover de inzichten. Maar een goede lezer moet hier, zoals steeds, voorzichtig blijven. In deze studie werkte men met PISA-data uit 2018: grootschalig, ja, maar voor dit deel volledig gebaseerd op zelfrapportage. Bovendien worden complexe begrippen zoals competitie, coöperatie, belonging en fear of failure gemeten met wat je korte, brede schalen kan noemen: een beperkt aantal items die een groot fenomeen moeten vatten. Dat is logisch in een internationale survey – je kunt tienduizenden jongeren geen volledige psychologische testbatterij voorleggen – maar het betekent wel dat je vooral een globale indruk krijgt, geen fijnmazig beeld. Subtiele vormen van competitiedruk (van ouders, media, sociale vergelijking) of nuances in belonging (bij wie hoor je erbij, wanneer, waarom?) verdwijnen daardoor snel uit beeld. De schalen zijn betrouwbaar genoeg om trends te tonen, maar niet precies genoeg om alle onderliggende mechanismen te begrijpen.
Daarnaast gaat het bij PISA-data per definitie om correlaties. De auteurs zijn daar eerlijk over, maar in de discussie dreigt toch het beeld te ontstaan alsof het onderwijssysteem de oorzaak is van de verschillen. Dat kan, maar het hoeft niet. In Vlaanderen bestaan bijvoorbeeld sterke mechanismen die óók competitief kunnen aanvoelen: zittenblijven, B-attesten, de waterval richting minder gewaardeerde studierichtingen. Die worden in de interpretatie minder benoemd. En toch stelt het onderzoek vast dat Vlaamse leerlingen lager scoren op fear of failure. Of beter: ze rapporteren dit zo. Dat roept minstens de vraag op of er nog andere factoren meespelen: schoolculturen, ouderverwachtingen, media, bredere sociale onzekerheid.
Wat lijkt dus zeker? Dat leerlingen die veel competitie ervaren, vaker vrezen om te falen. Dat belonging en coöperatie beschermend werken. En dat onderwijs er altijd bij wint wanneer we leerlingen het gevoel geven dat ze er mogen zijn, ook wanneer leren niet in één rechte lijn loopt.
Maar tegelijk moeten we voorzichtig zijn met snelle conclusies over “het systeem”. De verschillen tussen Engeland en Vlaanderen zijn reëel, maar de verklaring is complexer dan één beleidskeuze. Het onderzoek wijst in een richting, geen eindpunt. En dat is op zich al waardevol: het helpt ons de juiste vragen te blijven stellen. Bijvoorbeeld hoe we prestatiedruk kunnen temperen zonder ambitie los te laten, en hoe we leren weer kunnen zien als iets dat je samen doet.
Wil je, ondanks alle nuances, één simpele boodschap meenemen? Dan misschien deze: hoe meer een school voelt als een plek waar je erbij hoort, hoe minder het voelt als een plek waar je kunt falen. Dat lijkt me een goede start voor elk onderwijssysteem.