Wat ik belangrijk vind in dit stuk van Kris Van den Branden hoe de orïenteringsfuntie en spiegelfunctie van een centrale toets (waar ik ook persoonlijke bedenkingen bij heb) elkaar kunnen tegenwerken:
Het gebruik van het eindexamen als hét doorslaggevende argument om te beslissen over de doorstroom van een individuele leerling naar het secundair onderwijs druist volledig in tegen het gebruik van datzelfde eindexamen om de eigen onderwijskwaliteit te verbeteren. Want wie doorstroombeslissingen laat afhangen van dat ene eindexamen, breekt de bredere evaluatiecultuur van het eigen schoolteam af, en richt de blik te eenzijdig op de leerling (en wat die wel of niet kan) en niet op het eigen onderwijs.
De nieuwe Vlaamse regering wil dat alle leerlingen aan het einde van het basisonderwijs een algemene eindtoets afleggen. Dat zou basisscholen de kans geven om de kwaliteit van hun onderwijs in te schatten en te bepalen waar ze moeten bijsturen. Tegelijk gaan er ook stemmen op om het eindexamen een centrale plaats te geven in de oriëntering van leerlingen. In de krant De Standaard woedt een debat over deze toets, met als rode draad de vraag: wie wordt hier eigenlijk beter van? De basisscholen? De secundaire scholen? De leerling?
We mogen niet vergeten dat deze eindtoets eigenlijk al lang bestaat en operationeel is. Bijna alle Vlaamse basisscholen laten hun leerlingen immers deelnemen aan de interdiocesane proeven (katholiek onderwijs) of de OVSG-toetsen (gemeenschaps- en gemeentelijk onderwijs) aan het einde van het zesde leerjaar. Het doel van deze proeven is precies hetzelfde als dat van het geplande eindexamen: de scholen een spiegel…
View original post 654 woorden meer