Wat ik leer uit TIMSS wat misschien minder aandacht zal krijgen: pesten, instructietijd, professionalisering,…

De resultaten zijn er en het minst positieve scenario van de 3 opties die ik deze ochtend schetste is uitgekomen.

De komende tijd zal er veel aandacht gaan naar de achteruitgang en hoe op te lossen, maar dergelijke studies hebben vaak meer inzichten die daardoor kunnen ondergesneeuwd worden.

Enkele inzichten die je misschien minder zal lezen, maar die in mijn ogen dus belangrijk zijn:

  • Laten we beginnen met iets dat niets met wiskunde of wetenschappen te maken heeft: hoe zit het met pesten op school. Er is goed en minder positief nieuws:

In deze cijfers zien we een positieve verschuiving ten opzichte van 2015, maar blijft Vlaanderen slecht scoren tegenover de set vergelijkingslanden. Waar in 2015 nog 17% van de leerlingen aangaf wekelijks gepest te worden en slechts 47% rapporteerde nooit of bijna nooit gepest te worden, zien we in 2019 een daling naar 5% die wekelijks wordt gepest. Daarnaast zien we ook een stijging naar 53% van leerlingen die aangaf nooit of bijna nooit met pestgedrag in aanraking te komen. Overheen de vergelijkingsset liggen deze cijfers respectievelijk op gemiddeld 5% en op 66%. In deze set aan vergelijkingslanden sluit Vlaanderen opnieuw de rangorde af. Finland scoort in dit kader over de gehele lijn het beste. Slechts 2% van de Finse leerlingen rapporteert wekelijks gepest te worden, 19% maandelijks en 79% geeft aan nooit of bijna nooit gepest te worden. Ook Ierland, Frankrijk en Noorwegen komen in de buurt van deze positieve uitkomsten. We moeten, net als in 2015, besluiten dat veiligheid op school, vanuit de perceptie van zowel de leerkracht als de leerling, nog een groter probleem is in Vlaanderen dan in de andere landen waarmee we ons vergelijken.

  • Er is aandacht in het rapport over goed starten aan de lagere school. De resultaten daar doen vermoeden dat er wel degelijk nog rek zit op wat er in kleuteronderwijs kan voorbereid worden. Let wel, het is een perceptie van directies (en ouders) die hier gemeten wordt.

Slechts 2% van de Vlaamse leerlingen zit in een school waar volgens de directeur minstens 75% van de leerlingen de schoolloopbaan start met de nodige elementaire lees- en rekenvaardigheden (zie Tabel 64). Dit is ver onder het internationale gemiddelde van 21%. Tegelijkertijd gaat 18% van de Vlaamse leerlingen naar een school waar volgens de directeur minder dan 25% van de schoolpopulatie beschikt over de nodige elementaire geletterdheid en rekenvaardigheid bij het aanvatten van hun lagere schoolcarrière. Dit percentage ligt beduidend hoger dan het internationale gemiddelde van 16%. Deze cijfers stemmen overeen met de bevindingen van de ouders: slechts een klein aandeel van de Vlaamse leerlingen wordt beschouwd als zijnde in het bezit van een stevige basis van geletterdheid bij het aanvatten van de lagere schoolloopbaan.

  • Qua instructietijd die naar Wiskunde gaat, scoren we vrij hoog (dit lijkt dus een ander verhaal dan PIRLS op dit vlak):
  • De instructie door de leraar scoort qua duidelijkheid goed bij de leerlingen, maar het wordt meer genuanceerd als het gaat over de vraag of de leerlingen wel klaar zijn voor de leerstof volgens de leerkracht:
  • Minder opvallend, maar in tijden dat men wel eens over zesjcultuur in het onderwijs durft spreken:

Bij 2% van de Vlaamse leerlingen geeft de directeur aan dat er een zeer sterke nadruk wordt gelegd op het behalen van goede leerresultaten. In de set vergelijkingslanden ligt dit percentage bij de Angelsaksische landen (Ierland, Noord- Ierland en Engeland) beduidend hoger dan bij de andere landen. Voor 52% van de Vlaamse leerlingen wordt door de directeur aangegeven dat er een sterke nadruk op wordt gelegd. Het internationaal gemiddelde ligt bij deze categorie op 55% van de leerlingen. Bij 45% van de Vlaamse leerlingen wordt er slechts een matige nadruk gelegd op het academisch succes, terwijl het internationaal gemiddelde ligt op 39% van de leerlingen. Overheen alle deelnemende landen wijzen deze cijfers erop dat er in Vlaanderen verhoudingsgewijs bij een behoorlijk grote groep van de leerlingen sprake is van een matige nadruk op het behalen van goede leerresultaten binnen de school.

  • We wisten het al, maar het is nu weer bevestigd: Vlaamse leraren en professionalisering vormen geen goede match.
    Over wiskunde:

We moeten vaststellen dat de deelname van de Vlaamse leerkracht aan professionaliseringsactiviteiten op het leergebied wiskunde ten opzichte van 2015 nog verder daalde. Enkel het aandeel leerlingen waarvan de leerkracht activiteiten omtrent het wiskunde curriculum volgde, maakte een opmerkelijke stijging mee: in 2015 had 22% van de leerlingen een leerkracht die deelnam aan dergelijke activiteiten. In 2019 steeg dit naar 35%. Eenzelfde percentage leerlingen (34%) heeft een leerkracht die deelnam aan activiteiten omtrent het inspelen op individuele noden van leerlingen. Voor deze activiteiten ligt het percentage in Vlaanderen hoger dan het gemiddelde van de set vergelijkingslanden. De toename voor deze twee types activiteiten hangt mogelijk samen met enkele beleidswijzigingen die recent voor de dataverzameling werden doorgevoerd. Het gaat hierbij om veranderingen in de leerplannen basisonderwijs en de invoering van het M-decreet in september 2015. Hierbij werd meer inclusief onderwijs nagestreefd. Verder valt de beperkte deelname aan activiteiten omtrent de integratie van ICT in de wiskunde-instructie (slechts bij 8% van de leerlingen) en de evaluatie van wiskunde (slechts bij 5% van de leerlingen) op.

Over wetenschappen:

Ook de percentages Vlaamse leerlingen waarvan de leerkracht deelnam aan professionalisering met betrekking tot wetenschappen zijn in 2019 vrij laag in vergelijking met de andere landen uit de vergelijkingsset. Met betrekking tot professionaliseringsactiviteiten rond het curriculum wetenschappen (37%) en het integreren van wetenschappen in andere leerdomeinen (21%) doet Vlaanderen het beter dan het gemiddelde uit de set vergelijkingslanden. Slechts bij 6% van de Vlaamse leerlingen gaven leerkrachten aan dat ze activiteiten ter professionalisering bijwoonden die het kritisch denken en probleemoplossend vermogen moeten verbeteren of rond de evaluatie van het domein wetenschappen.

In vergelijking met 2015 daalden deze cijfers sterk. We stellen vast dat sindsdien de cijfers meer dan gehalveerd zijn voor activiteiten omtrent inhoud (bij 37% van de leerlingen in 2015 naar 17% in 2019), instructie (van 26% naar 11%), ICT integratie (van 29% naar 10%), verbetering van kritisch denkvermogen (van 20% naar 6%) en evaluatie (van 15% naar 6%). Hoewel de percentages leerlingen waarvan de leerkracht professionalisering volgde in verband met het wetenschapscurriculum eveneens daalt van 50% in 2015 naar 37% in 2019, blijft deze wel ruim boven het gemiddelde van de set vergelijkingslanden. Professionele ontwikkeling met betrekking tot het integreren van wetenschappen in andere leerdomeinen daalde van 25% in 2015 naar 21% in 2019. Ook voor activiteiten rond het inspelen op individuele leernoden daalde de deelname van 22% naar 14% in 2019.

  • Er werd ook gepeild naar jobtevredenheid:

Een volgend aspect met betrekking tot de leerkracht is hun jobtevredenheid. Leerkrachten werd gevraagd om aan te geven in welke mate zij tevreden zijn met hun job als leerkracht waarna drie categorieën worden onderscheiden: erg tevreden, gematigd tevreden en minder dan tevreden.

Tabel 52 geeft aan dat in Vlaanderen 40% van de leerlingen les krijgt van een leerkracht die erg tevreden is in haar/zijn functie. Dat ligt onder het internationaal gemiddelde van 50%. Binnen de set vergelijkingslanden hebben enkel Finland (39%), Duitsland (38%) en Frankrijk (35%) een kleiner aandeel leerlingen dat les krijgt van een leerkracht die erg tevreden is met haar/zijn job. Van de Vlaamse leerlingen wordt 51% onderwezen door een leerkracht die gematigd tevreden is met haar/zijn job. Dit is een hoger percentage in vergelijking met het internationaal gemiddelde van 44%. Bij 9% van de Vlaamse leerlingen geeft de leerkracht aan niet erg tevreden te zijn, wat opnieuw hoger ligt dan het internationaal gemiddelde van 6%. In de set vergelijkingslanden ligt het aandeel leerlingen met een leerkracht die niet erg tevreden is met haar/zijn job enkel hoger in Frankrijk (10%), Noord-Ierland (11%) en Denemarken (12%).

Opvallend is dat in Vlaanderen de groep leerlingen waarvan de leerkracht aangeeft niet erg tevreden te zijn met zijn/haar job gemiddeld een hogere prestatie neerzetten (538) in vergelijking met de groepen leerlingen waarvan de leerkracht aangeeft gematigd tevreden (532) of erg tevreden (535) te zijn. Deze bevinding is echter niet eenduidig door te trekken overheen de landen uit de set. Dit lijkt erop te wijzen dat hier andere factoren in het spel zijn waarbij nader onderzoek meer inzicht zou kunnen bieden.

Er zit nog veel meer in het rapport, dit was een persoonlijke selectie. Lees het vooral zelf hier.

 

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.