Een tijdje geleden publiceerden Betthäuser en collega’s een prima overzicht van het effect van de pandemie op onderwijs. Hun overzicht toont wat we al wisten: corona en de bijhorende schoolsluitingen maakten de ongelijkheid in onderwijs een pak groter. Maar wat we misschien minder wisten, is wat blijkt uit deze grafiek:
De grootste ongelijkheid ontstond tijdens de eerste lockdown periode, terwijl de schade veel kleiner werd in de daaropvolgende periodes. Dit is in feite een schouderklopje voor het onderwijs dat in een eerste periode net zoals de rest van de wereld verrast werd, maar daarna in de volgende periodes steeds beter de schade leek te kunnen beperken.
Ook opvallend is dat de schade voor wiskunde over de verschillende landen heen vaak groter was dan voor taal:
Dit is wellicht niet zo verwonderlijk. Ouders kunnen vermoedelijk makkelijker helpen met taal dan met wiskunde.
Abstract van het onderzoek dat je hier als preprint kan downloaden:
How has the COVID-19 pandemic affected learning progress among school-age children? A growing number of studies address this question, but findings vary depending on context. We conduct a pre-registered systematic review, quality appraisal and meta-analysis of 42 studies across 15 countries to assess the magnitude of the effect of the pandemic on learning. We find a substantial overall learning deficit (Cohen’s d = -0.14, 95% c.i. -0.17, -0.10), which arose early in the pandemic and persists over time. Forgone learning is particularly large among children from low socio-economic backgrounds. It is also larger in math than in reading, and in middle-income countries, relative to high-income countries. There is a lack of evidence on learning progress during the pandemic in low-income countries. Future research should address this evidence gap and avoid the common risks of bias that we identify.