Voor ik deze blogpost begin, moet ik voor de transparantie even iets over mezelf vertellen. Voor ik begon te bloggen en boeken begon te schrijven, was ik zeer actief betrokken bij verschillende Europese projecten rond inclusief onderwijs. Ik ben in deze historisch bekeken eerder een voorstander te noemen.
Dit weekend deelde Dirk Van Damme een opvallende link over een Campbell rapport over inclusief onderwijs dat in december verscheen. Het rapport is een kwalitatief hoogstaande meta-analyse waarbij gekeken werd naar de effecten van inclusief onderwijs. Dat deze voor leren niet groot zijn, wisten we al langer. Dit is niet de eerste meta-analyse die over het onderwerp verscheen. Dit was ook wat John Hattie ooit antwoordde op de vraag of hij voor- of tegen inclusief onderwijs was. Zelf denk ik in deze: als er niet minder door geleerd wordt, is dit niet noodzakelijk slecht, vooral ook omdat inclusief onderwijs ook vaak met andere doelen ingevoerd wordt dan per se het leren van rekenen en taal.
De verdienste van deze meta-analyse is dat men verder keek dan enkel leereffecten, maar ook keek naar bijvoorbeeld de invloed op het welbevinden van de kinderen en de psycho-sociale gevolgen voor kinderen. En de resultaten zijn allesbehalve eenduidig:
Results of the meta-analyses do not suggest any consistent positive or negative effects of inclusion on children’s academic achievement as measured by language, literacy and math outcomes, or on the overall psychosocial adjustment of children. The studies in the analysis demonstrated a wide range of both large positive and large negative effect sizes; and although the average effect sizes did favour inclusion, they were small and none were statistically significant.
Deze quote uit de samenvatting is zeer correct als je het hele rapport leest. Voor sommige kinderen bleek een inclusieve benadering zeer goed te werken, voor anderen net helemaal niet. Het meest jammere is dat de onderzoekers ook vaststelden dat er aan de ene kant veel onderzoek over het onderwerp gebeurt, maar dat aan de andere kant de kwaliteit van het onderzoek vaak tegenvalt. Men heeft voor deze meta-analyse slechts 15 onderzoeken weerhouden. Dit leverde behoorlijk wat kritiek op het rapport op, maar het is volgens mij iets waar we als samenleving moeten rekening mee houden: er is beter en meer specifiek onderzoek nodig. Ik heb niets tegen kwalitatief onderzoek, case studies, enz. Deze zijn belangrijk en leveren ook cruciale inzichten op. Maar dergelijke onderzoeken zijn vaak oververtegenwoordigd en geven minder antwoord op deze vragen. Dalgaard et al, de auteurs van het rapport, zijn heel transparant in hun selectie en je moet toegeven dat deze selectie logisch is. Dat hierdoor onderzoeken met betere resultaten voor inclusief onderwijs weggelaten werden, is spijtig maar terug ook niet verwonderlijk. Het is een fenomeen dat ik vaker zie als je dieper kijkt bij meta-analyses: de kwaliteit van onderzoek is vaak omgekeerd evenredig met de positieve effecten. Tegelijk geven de onderzoekers aan dat bijvoorbeeld RCT’s in deze heel moeilijk te organiseren zijn omwille van ethische redenen.
En nu? Goede vraag. Het is mijns inziens goed dat dergelijk onderzoek gebeurt. We weten vooral te weinig wanneer inclusief onderwijs ‘werkt’ en wanneer niet? Voor wie meer, voor wie minder? Welke bepalen dit qua leerling, maar ook qua aanpak? We zagen ook vorige maand een positieve meta-analyse over universal design for learning, die ons een beetje richting geeft, al keek men hier enkel naar leereffecten. Een andere vraag die ook vaak onderbelicht wordt, is wat het effect is op de andere kinderen positief en negatief.
Je hebt aan de ene kant inclusief onderwijs als een duidelijk doel en wereldwijde beleidskeuze, zie de Verenigde Naties. Tegelijk is het niet onbelangrijk dat deze vragen beantwoord worden. Misschien is het voor sommige kinderen beter om inclusie als doel en als middel van elkaar te scheiden. Inclusie als doel is helder, maar misschien is voor sommige kinderen inclusief onderwijs niet de beste weg en voor andere kinderen wel.
Mijn suggesties voor onderzoeksvragen
1. Wat zijn de eventuele lessen uit dat internationaal onderzoek voor landen met een eerder sterk ontwikkeld BuO met daarin gespecialiseerde expertise?
1.b. In welke mate gelden die lessen voor elk van de acht actuele types in het BuO?
2. Kan inclusief onderwijs in Vlaanderen waarborgen dat de andere leerlingen géén achteruitgang oplopen door IO? En vooral, zo ja, onder welke voorwaarden?
3. Hoe kunnen we kwaliteit in het actuele BuO waarborgen? Wat is nodig om een consistent goede kwaliteit te kunnen bereiken? Welke succescriteria zijn daarvoor noodzakelijk.(strategisch én operationele SMART-criteria)?
4. Wat leren de ervaringen van gewone scholen die (volgens bepaalde leraren in BuO e experts) een betere dienst leveren aan leerlingen met zware zorgnoden dan sommige BuO-scholen?
EN suggesties voor beleid:
1. Verbiedt elke hervorming die niet voldoet aan de essentiële voorwaarden voor succesvol change management?
2. Zoek en vindt waarborgen op een billijke spreiding van de ‘totale zorglast’ (door aantal lln. met grote zorgnoden, laaggeschoolde ouders, anderstalige lln., …) over de klassen in een school en de scholen én voor adequate extra financiering van die reële bijkomende zorglast.