Deze post verscheen eerst op dieponderzoek.nl.
Do not feed the trolls, was langs het advies aan nieuwkomers op sociale netwerken. Het was een internetwijsheid: trollen proberen je te provoceren omdat ze een emotionele reactie bij je willen uitlokken, zoals je kleine broertje vroeger deed. Jouw reactie maakt het erger, gewoon negeren dus. Nu hoor je zelden nog iemand over internettrollen.
Whitney Phillips was een van de eerste mediawetenschappers die onderzoek deed naar trollen. Ze promoveerde in 2012 en werkte haar proefschrift om tot het in 2016 verschenen toegankelijke boek This Is Why We Can’t Have Nice Things: Mapping the Relationship between Online Trolling and Mainstream Culture. Phillips brengt daarin een ogenschijnlijk onschuldige subcultuur in kaart, eentje waarvan we nu grote, gevaarlijke gevolgen zien in zowel de mainstream cultuur als de politieke arena.
Wat is een trol?
Zoals gebruikelijk in subcultureel onderzoek omvat Phillips’ onderzoek mensen die zichzelf als trol identificeren. Een gangbare definitie daarvan is een persoon die conflict zoekt ter eigen vermaak. Uitgangspunt van trollen was dat niets serieus genomen moet worden, al kun je in sommige trol-acties ook vormen van kritiek zien. Een voorbeeld is de Jenkem-hoax, waarin trollen een mediapaniek creëerden over een niet-bestaand probleem. De actie is te interpreteren als een vorm van kritiek op slordige nieuwsgaring. Trollen zelf zagen hun daden vaak als pedagogisch: hun slachtoffers zouden niet zo dom moeten zijn.
Trollen lijken op sensationalistische media, stelt Phillips, “the primary difference is that, for trolls, exploitation is a leisure activity. For corporate media, it ’ s a business strategy” (p. 8). Trollen zijn goed in het samenspel tussen politiek, geschiedenis en digitale media. Ze zijn “in many ways the grimacing poster children for the socially networked world” (p. 8).
De trol had iets weg van het bekende archetype van de trickster. Hij – want het is bijna altijd een hij – verzint leugens om de waarheid te behouden. Tricksters dienen echter de morele orde, trollen deden dat nadrukkelijk niet.
Vroege waarnemingen
De eerste bekende vermeldingen van trol in een internetcontext zijn al uit 1992. Daarbij valt op dat de term losjes gebruikt wordt, alsof hij dus al ingeburgerd was. Het ging om mensen die ‘vissen voor flames‘, een flame is een verhitte reactie. Al direct werden ze gezien als een bedreiging, niet alleen op persoonlijk niveau maar ook als bedreiging van optimistische internetgemeenschappen. De waarschuwing dat je mogelijk zonder het te weten met een trol praat, paste bij de angst over anonimiteit. De dreiging van deceptie, schrijft Phillips, was zo net schadelijk of zelfs schadelijker dan daadwerkelijk bedrog.
4chan heeft onmiskenbaar een rol gespeeld in de vorming van trollen als een subcultuur. Het beruchte image board zag het leven in 2003 en werd al snel een bestemming voor mensen die zichzelf als trol zagen. Het delen van gore plaatjes was een belangrijk onderdeel van deze cultuur, net als onwetende mensen afsturen op die plaatjes die je nooit meer kunt ‘ont-zien’. Maar 4chan was zeker niet de eerste ontmoetingsplek. Phillips noemt als voorgangers Rotten (1996), Hard OCP (Hardware Overclockers Comparison Page) (1997), Totse (1997), Stile Project (1999), Something Awful (1999) en Gen May (2002).
Gouden jaren
De periode tussen 2008 – 2011 ziet Phillips als de gouden jaren. De subcultuur kristalliseerde zich uit en verkreeg bekendheid. De opkomst van Anonymous, het hackerscollectief, speelde daarbij een belangrijke rol. Sociale media groeiden en trokken steeds meer ‘gewone’ gebruikers, gebruikers die zich geen raad wisten met trolgedrag (zie bijvoorbeeld onze blogpost uit 2013 over RIP-trolling). Bij de Amerikaanse verkiezingen in 2008 glorieerden racistische trolacties rond Obama.
Een nieuwe fase zijn de jaren 2012 tot 2015. De definitie van wat een trol is veranderde, net als hun rol. Dit deel is eigenlijk te vroeg geschreven – de ontwikkelingen rond Trump maken dat je niet meer van trollen kunt spreken. Troltechnieken zijn gangbaar geworden, en de internetgemeenschap van trollen is binnengevallen door en vermengd met een tombola aan andere groepen.
Culturele impact
Trollen hebben een grote rol gespeeld in het vormgeven van internetcultuur zoals we die nu kennen, bijvoorbeeld als het gaat om memes. Phillips gaat zelfs zo te ver te stellen dat
“from about 2003 to 2011, subcultural trolls on and around 4chan ’ s /b/ board were responsible for creating, or at the very least amplifying, nearly every popular meme on the Internet” (p. 21).
Van LOLcats tot Rickrolling, 4chan was een memefabriek en de resultaten zie je nu overal in mainstream-cultuur.
Trollen trolden voor de lulz, een concept dat je het beste kunt vergelijken met Schadenfreude. Het is een tricky concept, omdat het mogelijk maakt je te verschuilen achter humor:
“Disparate as these targets might initially appear, there is a through line in the trolls ’ targeting practices: the concept of exploitability. Trolls believe that nothing should be taken seriously, and therefore regard public displays of sentimentality, political conviction, and/or ideological rigidity as a call to trolling arms. In this way, lulz functions as a pushback against any and all forms of attachment, a highly ironic stance given how attached trolls are to the pursuit of lulz” (p. 25).
Hierin herken je direct het verweer van Geen Stijl-scribenten of Fvd-politici wanneer zij onderwerp zijn van ophef: het was maar een grapje. Voor de trol waren er nul consequenties. Het verschil is dat bij de trol de offline en online persoon volledig gescheiden waren.
Schade
Hoewel trollen veel verschillende gedaantes konden aannemen, moet gezegd worden dat zij hun lulz vaak probeerden te halen bij minderheidsgroepen, zoals mensen van kleur en LHBTQIA+ personen. Ze vielen ook de gevestigde macht aan, maar dat was minder persoonlijk. Hoewel de trol plezier haalde uit lulz, valt op dat trollen de emotionele context waaruit/waarin ze mensen trollen negeerden. Ze zagen alleen de absurde, uitbaatbare details van een verhaal. Het enige dat ertoe deed was de punchline.
De nadruk op humor vereist dat er een publiek is en een wij en zij, een wij die de grap snappen en een zij die dat niet doen. Je moet trollen daarom zien als een gemeenschap. Historische kennis van voorgaande memes was voor deelnemers aan die gemeenschap essentieel en de reproductie ervan had een gemeenschapsbouwende functie.
“Put simply, trolls laugh themselves into existence and sustain this existence through further laughter” (p. 31).
Die gemeenschap van trollen lijkt voorbij. Anonimiteit, zo kenmerkend, is niet meer nodig om mensen online uit te lokken of uit te schelden. Trollen worden geboren in en gevoed door de mainstream, schrijft Phillips in haar slothoofdstuk. Nu het internet de mainstream is, is hun natuurlijke habitat vernietigd.