Er is deze week veel te doen over de nieuwe lessenroosters in het GO en in de scholen van het Katholieke onderwijs. Minder aardrijkskunde en geschiedenis in het GO, klachten over het terug optioneel worden van culturele vorming,… Tegelijkertijd wordt wiskunde en taal uitgebreid, maar dreigt er ook net minder wiskunde in de richting Latijn-wiskunde.
Het probleem is: er is veel te leren in een relatief beperkte tijd, of beter: als samenleving willen we veel aan bod laten komen en zo meegeven aan onze volgende generaties. Deze week hoorde ik een bevlogen verdedigster van het vak aardrijkskunde dat het vak door de beperking in tijd een weetjesvak dreigt te worden dat niet zal begeesteren. Ze heeft wellicht gelijk.
Het idee van integratie verdedigde ze, tenminste als het goed gebeurt. Anderen hebben het vaak over ‘wegintegreren’, mijns inziens soms geen denkbeeldig gevaar.
In feite gaat het gewoon over keuzes die we als samenleving maken. Als er meer in onderwijs aan bod moet komen van het ene, zal dit ten koste gaan van het andere. Het is een illusie te denken dat je alles kan zien en doen in dezelfde tijd met dezelfde diepgang. Tijd en leren zijn niet onlosmakelijk met elkaar verbonden, meer tijd voor een onderwerp doet niet automatisch meer leren, maar… leren heeft wel degelijk tijd nodig.
Ik begrijp de frustratie van de leraren geschiedenis, aardrijkskunde (ben zelf van opleiding leraar in beide vakken). Ik begrijp de vrees van de verdedigers van cultuur op school (zat mee aan de basis van de opleiding project kunstvakken). Maar er zullen wellicht ook verdedigers zijn voor meer economische inzichten bij onze jongeren of voor meer burgerschap. Het hoort bij de blijvende discussie die we als maatschappij moeten hebben over het wat en waarom in ons onderwijs.
Sommige vakken hebben wel een groot voordeel, namelijk internationale vergelijkingen. PISA meet bijvoorbeeld rekenen, begrijpend lezen, maar ook economische inzichten en digitale geletterdheid. Die krijgen daardoor meer aandacht als het slechter (of hopelijk ooit weer beter) gaat. Taal en rekenen zullen wellicht een extra boost krijgen door de Vlaamse toetsen.
Hannah Arendt gaf aan dat onderwijs een conserverende taak heeft. Een samenleving bepaalt telkens weer wat ze willen meegeven aan volgende generaties. Progressie is op deze manier mogelijk, omdat elke generatie vervolgens weer een eigen selectie zal maken. En zo al dan niet zullen stellen dat een vorige generatie een foute keuze gemaakt hebben of misschien net een goede.
Ik hoop dat iemand ooit eens de moed heeft om een inventaris op te stellen van al de zaken die bijkomend aan bod hoorden te komen in het onderwijs in de loop van de voorbije 40 jaar. Van gezond ontbijt over verkeersveiligheid tot burgerzin.
En een (lege?) lijst van de zaken die niet meer aan bod hoefden te komen.
Mijn vermoeden: Dat eerste werd opgelegd van bovenaf, de keuze van dat tweede werd aan elke school en leerkracht overgelaten…