Onderzoek naar het beste moment voor creativiteit: voor ochtendmensen ’s avonds.

Ben je creatief in de ochtend, of is de namiddag beter? Om dit te onderzoeken lieten Wieth and Zacks (2012) proefpersonen 2 soorten creativiteitstesten afleggen. De ene test bekeek de mate van inzicht met een probleem dat een stap in het ongewisse nodig maakte.

De tweede test bekeek de competentie om een probleem analytisch op te lossen, dit zijn het soort uitdagingen waarbij je geconcentreerd langzaam naar een antwoord moet toe werken, bijvoorbeeld je belastingaangifte invullen.

Beide aanpakken zijn belangrijk voor creativiteit, maar op verschillende momenten in het proces.

Ochtendmensen bleken uit het onderzoek ’s avonds beter te zijn in de mysterieuze inzichtsproblemen, als ze in feite niet echt optimaal waren. Het omgekeerde zie je bij proefpersonen die zich ’s avonds het helderst voelen, ze deden het best op de inzichtstest… ’s ochtends.

Dit onderzoek doet vermoeden dat slaperig zijn de blik verruimt, maar opgelet veel mensen zijn niet noodzakelijk ochtend- of avondtypes.

Abstract van het onderzoek van Wieth and Zacks:

In a study examining the effects of time of day on problem solving, participants solved insight and analytic problems at their optimal or non-optimal time of day. Given the presumed differences in the cognitive processes involved in solving these two types of problems, it was expected that the reduced inhibitory control associated with non-optimal times of the day would differentially impact performance on the two types of problems. In accordance with this expectation, results showed consistently greater insight problem solving performance during non-optimal times of day compared to optimal times of day but no consistent time of day effects on analytic problem solving. The findings indicate that tasks involving creativity might benefit from a non-optimal time of day.

Gastblog van Linda Duits: Ook van Xbox Live worden relaties beter

Terug een gastpost van Linda Duits van Dieponderzoek.nl:

De tijden dat wetenschappers dachten dat de computer mensen eenzaam zou maken, liggen gelukkig achter ons. Het algemene beeld dat uit onderzoek naar voren komt is dat online media vriendschappen faciliteren en soms versterken. Dit beeld wordt bevestigd in recent onderzoek naar communicatie en vriendschap via de Xbox Live, het gameplatform van Microsoft.  Andrew Ledbetter en Jeffrey Kuznekoff onderzochten [abstract, Communication Research] hoe vrienden die via de Xbox met elkaar praten hun relatie onderhouden.

De auteurs namen een survey af onder 180 Amerikaanse gamers (98 procent man, gemiddelde leeftijd 23 jaar). Ze keken daarbij naar de communicatiehouding, die bestaat uit zelfonthulling (hoeveel informatie gebruikers over zichzelf willen weggeven online) en sociale verbanden (het belang dat gebruikers hechten aan communicatie via de Xbox). Daarnaast werd de manier gemeten waarop de Xbox voor relationele communicatie werd gebruikt.

De resultaten laten zien dat een positieve houding ten aanzien van communicatie via de Xbox relationele communicatie via de Xbox voorspelde. De onderzoekers wijzen op dit belang van houding ten aanzien van online communicatie. Hiermee zijn de resultaten evenwel een beetje een dooddoener: het leuk vinden om met je vrienden via de Xbox te kletsen voorspelt hoe je met je vrienden kletst.

Metastudie over geweld in videogames: ja, er is een effect

Metastudies proberen conclusies te trekken door veel onderzoeken naast elkaar te leggen. Craig Anderson leidde een team van onderzoekers die 130 studies naar de gevolgen van gewelddadige games op het gedrag van de spelers onderzocht en hun conlusie is de volgende:

“We can now say with utmost confidence that regardless of research method–that is experimental, correlational, or longitudinal–and regardless of the cultures tested in this study [East and West], you get the same effects: that exposure to violent video games increases the likelihood of aggressive behavior in both short-term and long-term contexts”

Met als nuancering:

“Such exposure also increases aggressive thinking and aggressive affect, and decreases prosocial behavior…These are not huge effects–not on the order of joining a gang vs. not joining a gang. But these effects are also not trivial in size. It is one risk factor for future aggression and other sort of negative outcomes. And it’s a risk factor that’s easy for an individual parent to deal with–at least, easier than changing most other known risk factors for aggression and violence, such as poverty or one’s genetic structure.”

(bron Cnet)

Het volledige rapport kun je hier downloaden.

*update*: Sluit dit de discussie voor eens en altijd af, nee. Ik kreeg verschillende reacties oa via Twitter van en over onderzoekers die dit metaonderzoek in vraag stellen en vooral de persoon van Graig Anderson. In ons boek durfden we hierover geen stelling innemen, nu voor alle veiligheid ook maar niet.

One Young World: onderzoek naar wat jongeren wereldwijd denken + top 10 van trends

Tegelijkertijd met de top in Davos van het wereldeconomisch forum, was er ook de start van One Young World. 1500 jongeren uit 192 landen kwamen samen om hun wereld te bespreken.

Ze deden vooraf ook onderzoek en dit zijn enkele bevindingen:

Ondervraagden uit alle groepen zien zichzelf als milieubewust (72% in ver ontwikkelde landen, 87% in geïndustrialiseerde landen en 80% in het Midden-Oosten en Noord-Afrika), en 80% vindt dat mensen op dit moment niet voldoende verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen CO2-voetafdruk. Van de ondervraagden in de recentelijk geïndustrialiseerde landen is 50% optimistisch over de toekomst van de planeet. In ver ontwikkelde economieën daalt dit cijfer tot slechts 28%. Hoewel in brede kring overeenstemming bestaat over de noodzaak van een verantwoordelijk milieubeleid, zijn er grote verschillen tussen de verschillende groepen wat betreft de praktische stappen die zouden moeten worden genomen om de persoonlijke impact op het milieu te verminderen. In ver ontwikkelde landen ligt de nadruk op het hergebruik van plastic tassen en recycling van huishoudelijk afval, terwijl in andere landen meer wordt gedacht aan het gebruik van organische producten en verlaging van het energieverbruik.

OVER HANDEL:

In deze categorie wordt waarschijnlijk de grootste kloof tussen het ideaal en de werkelijkheid waargenomen. Hoewel een meerderheid van de ondervraagden wereldwijd vindt dat multinationale ondernemingen zich verantwoordelijk en ethisch moeten gedragen (in recentelijk geïndustrialiseerde landen ligt dit percentage zelfs op 80%), geloven slechts weinigen (26-31%) dat dit mogelijk is. Hoewel er een zekere erkenning bestaat voor de rol die de wereldhandel kan spelen bij de bestrijding van de armoede door middel van het creëren van werkgelegenheid (61% in recentelijk geïndustrialiseerde landen), gelooft een veel kleiner percentage van de ondervraagden (39-53%) dat de doelstellingen van de wereldhandel en de rechten van de bevolking ooit met elkaar kunnen worden verenigd.

OVER POLITIEK:

Over het geheel genomen heeft een kleine minderheid van de ondervraagden het gevoel dat hun belangen naar behoren worden vertegenwoordigd door de politici in hun land. In het Midden-Oosten ligt dit percentage op 45%. Van de drie groepen volgen de ondervraagden uit recentelijk geïndustrialiseerde landen en het Midden-Oosten en Noord-Afrika de politie het meest nauwgezet, zowel de plaatselijke politiek als de wereldpolitiek. Een meerderheid van de ondervraagden in de recentelijk geïndustrialiseerde landen (65%) toont bezorgdheid over corruptie onder hun politieke leiders. In ver ontwikkelde landen is dit 42%. Mexico, Griekenland en India laten de hoogste corruptiescores zien. Een overweldigende meerderheid van de ondervraagden wereldwijd is het ermee eens dat mensenrechten zwaarder moeten wegen dan politiek. In het Midden-Oosten en Noord-Afrika ligt dit percentage het hoogst (92%).

OVER MEDIA:

Ondervraagden van over de hele wereld spreken hun steun uit voor vrijheid van meningsuiting als essentiële component van een succesvolle gemeenschap, en voor de noodzaak van regulering van nieuwsmedia om erop toe te zien dat deze onafhankelijk zijn van commerciële of politieke invloeden. De meerderheid voor regulering van de media is het kleinst in de ver ontwikkelde landen (64%). In de recentelijk geïndustrialiseerde landen en in de ontwikkelingslanden klimt dit percentage naar respectievelijk 76% en 85%. Voor alle groepen geldt dat meer dan 65% van de ondervraagden steeds vaker internet gebruikt om kennis te nemen van het nieuws. De televisie blijft nog steeds de belangrijkste nieuwsbron, zowel in de vorm van nieuwsbulletins als 24-uurs nieuwszenders op de kabel.

OVER RELIGIE*:

Uit de enquête blijkt dat in brede kring bezorgdheid bestaat dat de 21e eeuw zal worden gekenmerkt door religieuze conflicten, en dat extremistisch gedrag moet worden uitgeroeid. Van de ondervraagden is 80% ermee eens dat oorlogen nooit mogen worden uitgevochten in de naam van religie. Ondervraagden in ver ontwikkelde economieën, zoals Duitsland, Japan en de Verenigde Staten, beschouwen zich vaak eerder als spiritueel dan religieus. Van hen vindt slechts 23% dat georganiseerde religie bijdraagt tot een betere wereld, tegenover 53% in recentelijk geïndustrialiseerde landen, zoals India en China.
*Ondervraagden uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika deden niet mee aan dit gedeelte van de enquête.
(bron)

Vervolgens werd ook een top 10 van trends opgesteld:

  1. Real-time expectations, alles moet hier en nu gebeuren. Deze jongeren hebben geleerd dat communicatie direct en zonder vertraging gebeurt. Niet meer wachten tot iets uitgezonden wordt maar on demand.
  2. Living more intense local lives: Nu alles globaal mogelijk is, keert het belang van het lokale terug (zie ook wat wij schrijven over glokalisering) Met hun gsm spreken ze af met hun vrienden, en alle sociale mobiele toepassingen maken gebruik van elementen zoals ‘in je buurt’.
  3. Radicaal transparant: alle informatie wordt op straat gegooid, van celebrities tot de gewone mens in tv-programma’s.  Al hun eigen informatie wordt op het net gegooid, zichtbaar voor vrienden en verder.
  4. Expecting cheap or free everything. Globalisering zorgde voor goedkope producten, internet maakte veel quasi gratis (muziek, film,…)
  5. Entertainment must be part of the deal. Vrij vertaald: in de beleveniseconomie moet alles ook een stuk fun zijn (alhoewel ik hier zelf wat vragen bij heb, wordt in andere onderzoeken tegengesproken) Hierbij ook een interessante uitspraak over games: In an extensive 38-country online survey of 15,844 young adults aged 23-28 fielded by SurveyShack in association with YouGovStone between July 2008 and December 2009, 59 percent of respondents said they regularly play video or computer games in their spare time; this makes gaming the second-most popular activity after socializing (61 percent).
  6. Worrying about the planet.
  7. Seeing luxuries as standard. Twintigers staan niet meer stil bij de hoeveelheid dingen die ze nu zonder nadenken kopen, terwijl ze nog niet lang geleden in feite grote luxe waren (mobiel telefoons, al dan niet smart, computers, breedbeeldtv,…)
  8. Pro-business, anti-multinational. Deze week nog stond in De Standaard dat jongeren pro ondernemen zijn, maar ze zijn wel tegen de onpersoonlijke, ecologisch slechte multinationals. Ze vinden dat deze te veel macht hebben boven de verkozen vertegenwoordiging (zie opel)
  9. Regulate the heck out of media bias Ze weten door berichten te vergelijken (mja) dat elk nieuws een zekere kleuring heeft, en 20% wil dat dit verdwijnt, maar opvallend genoeg niet door regels die van overheden komen.
  10. Naturally Me but aspiring to We. Ze zijn van nature individualistisch, maar beginnen te beseffen dat er meer wij nodig is omdat ‘ik’ oorzaak is voor veel problemen, maar “Everybody wants to save the earth; nobody wants to help mom do the dishes.”

(bron, gevonden via Serge Cornelus waarvoor dank)

Nieuw OIVO-onderzoek: Internet : Jongeren voelen zich veiliger, maar vertonen meer risicogedrag

Nieuw onderzoek van de gebruikersorganisatie OIVO:

Meer dan 9 jongeren op 10 gebruiken het internet. Dat is 4 % meer dan in 2007. 3 op 4 jongeren zeggen zich veilig te voelen online behalve de 10-en 11-jarigen. Toch stellen veel jongeren gedrag dat risico?s inhoudt. Omdat het OIVO vaststelt dat jongeren door bepaalde marketingstrategieën worden gemanipuleerd tot meer consumptief gedrag, roept het OIVO de overheid op om bepaalde problemen omtrent de bescherming van minderjarigen weg te werken.

Onderzoekers van het OIVO namen in de periode februari-maart 2009 2600 quantitatieve enquêtes bij jongeren tussen 10 en 17 jaar uit het basis-en secundair onderwijs.

Conclusies

  • Cijfers tonen aan dat alle leeftijdsgroepen zeer actief zijn online. Bij de 10-jarigen is dat al 84% . Eenmaal in het secundair onderwijs neemt het surfen een zeer grote sprong. De hoogste cijfers zijn er voor de 15- tot 16-jarigen met 97% en 98 %.
  • Bij alle leeftijden wordt met een grotere groep gesurft dan in 2007. Bij de 12-jarigen daarentegen is er een fikse daling.
  • Jongeren beweren dat ze gemiddeld 7 keren per week op het net surfen. Dat is bijna drie keer minder dan in 2007. De 11-jarigen surfen het meest: gemiddeld 11 keer per week.
  • Vandaag surfen de  jongeren hoofdzakelijk thuis. Maar het internetgebruik bij familie, vrienden en op school neemt toe. En het is in 74 % van de gevallen de moeder die beslist om een internetaansluiting te nemen.
  • De populairste online activiteit is chatten (83 %), gevolgd door surfen (74%), spelen (68%), muziek downloaden (63%), mails sturen (62%), beelden en foto’s sturen (62 %). Vanaf 14 jaar zijn jongeren ook terug te vinden op discussiefora (58%).
  • De meest uitgevoerde activiteiten zijn: surfen 19 maal/week, films en beelden downloaden 10 maal/week, muziek beluisteren of downloaden of beelden en foto’s delen 8 maal/week, chatten en discussiefora bezoeken 7 maal/week.
  • Jongeren surfen gemiddeld 2,5 uur per dag, chatten 3,3 uur per dag en downloaden gemiddeld 2,6 uur.
  • Een op drie jongeren hebben een eigen blog of voegen inhoud toe aan andere.

Ouders kijken niet mee…..

  • Meer dan 6 op 10 jongeren zeggen dat ze geen regels opgelegd krijgen bij het surfen. Slechts 1 op 4 jongeren moet bepaalde regels volgen bij het chatten en amper 1 op 5 bij het downloaden van beltonen of films.
  • Bij de 10-jarigen is de oudercontrole het strengst: de tijd voor het chatten en het surfen is beperkt en er worden beperkingen opgelegd voor het downloaden.

Jongeren voelen zich tamelijk veilig

  • Drie op vier jongeren zegt zich veilig te voelen online. In vergelijking met 2007 is het gevoel van onveiligheid afgenomen behalve bij de 10-tot 12-jarigen.
  • Desondanks stellen heel wat jongeren risicogedrag. Bijna de helft van de jongeren die online speelt heeft ook contacten met onbekenden. Bij de 10-jarigen loopt dat op tot 63%. Chatten doet 1 op 4 ook met onbekenden.

Een nieuwe digitale kloof

  • Dankzij overheidsmaatregelen is de toegang tot het internet veel gemakkelijker en hebben steeds meer jongeren ook toegang gekregen. De digitale kloof situeert zich nu op een ander vlak: er is vandaag een digitale kloof tussen de gebruikers die kunnen werken met ICT en verantwoord kunnen omspringen met de risico’s ervan… en zij die dat niet kunnen.
  • Meer jongeren en opvoeders moeten de risico’s leren beheren die met de populaire vormen van internetgebruik samenhangen (chatten, surfen, downloaden,…). De jongeren lijken die risico’s  te onderschatten en de opvoeders kennen ze te weinig.

Bron + volledige rapport

Commentaar van ons: misschien minder verbazende, maar daarom niet minder belangrijke cijfers. De twee stukken die we zelf cursief zetten, zijn misschien cruciaal. Elke leerkracht moet weten wat jongeren zoal online doen, en het is duidelijk dat de sociale dimensie bij dit gebruik centraal staat. Anderzijds is die nieuwe digitale kloof wegwerken een opdracht voor het onderwijs zonder meer.