Als reactie op de berichtgeving over de lerarenopleiding in De Morgen, stelt Groen het 3-3-2 model voor als mogelijke oplossing; Dit model stelde ik hen op een rondetafel in het Vlaams parlement in 2013 zelf voor. Hieronder vind je de beschrijving van dit model zoals ik het toen neerschreef voor een sessie op de leerstoel op de Arteveldehogeschool kort na de rondetafel. Deze tekst is de versie uit 2013, ik heb er niks aan veranderd:
Een 3-3-2-aanpak om leraren op te leiden
Tijdens mijn workshop tijdens de leerstoel schetste ik mogelijke toekomstscenario’s voor het onderwijs. In deze paper wil ik echter stilstaan bij het toetje dat ik meegaf tijdens het laatste kwartier van mijn uiteenzetting over een alternatieve vorm van leraren opleiden die volgens mij tegemoet kan komen aan 2 verwante uitdagingen waar het onderwijs momenteel voor staat.
2 verwante uitdagingen in het onderwijs
Ik startte mijn lezing met EngKey, robots die in Zuid-Korea worden ingezet om leerlingen Engels te leren. Waar je zou verwachten dat dit een sterk staaltje is van vernuft waarbij aan de wenselijkheid misschien kan getwijfeld worden, is de achtergrond een pak complexer. Voor Zuid-Korea is het namelijk een verhaal van moeten. Het tekort aan leerkrachten is namelijk niet typisch Vlaams of Noord-Europees, maar ondertussen een wereldwijd probleem.
De robots kwamen er om een gebrek aan leraren Engels te lenigen en de toestellen worden bediend door leerkrachten van vlees en bloed… in de Filippijnen. Het is een originele oplossing voor een van de twee kernproblemen die ik momenteel zie in het onderwijs.
Naast het lerarentekort is er ook de kwestie van dalend vertrouwen in (publiek) onderwijs wereldwijd. In Vlaanderen scoort onderwijs nog relatief goed, alhoewel de recente berichtgeving over tekorten en kennisproblemen wellicht het vertrouwen niet ten goede komen, maar in de VS, Nederland, Frankrijk,… zien we dat het vertrouwen in het onderwijs historisch laag staat.
Vertrouwen in onderwijs is echter drievoudig. Vaak is het algemeen vertrouwen in dergelijke landen in hét onderwijs laag, maar zijn de ouders zelf nog steeds positief over hun school en het team van leerkrachten van de eigen kinderen. Als de school iets doet tegenover die eigen kinderen, dan kan het vertrouwen wel een duik nemen.
Hoe kunnen we het vertrouwen in het onderwijs herstellen en daardoor tegelijk het lerarentekort bevechten?
Behouden en herstellen van vertrouwen
De lerarenopleiding en de loopbaan van de leerkracht speelt volgens mij een cruciale rol in het behouden en zo nodig herstellen van het vertrouwen in het onderwijs. Van Hattie (2009) weten we dat de leerkracht de grootste bepalende factor is in het leren. Professionalisering en vakgroepwerking zijn hierbij twee van de belangrijkste motoren.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat er zowel in Vlaanderen als in Nederland er discussies lopen over de optimale lerarenopleiding, opvallend is dat er minder lijkt te worden stilgestaan bij het optimaliseren van de professionalisering.
Ideeën als alle leerkrachten moeten masters worden of het invoeren van een selectie aan de deur passeren hierbij de revue, vaak ingegeven door gidsland Finland. Zelf heb ik in mei vorig jaar, op basis van een lezing van professor Roger Standaert ook nagedacht over een mogelijk alternatief, namelijk een 3-3-2 model. Hierbij zal je kenmerkten terugvinden van het Schotse model dat Winnie Malon voorstelde, maar het concept is geen copy-paste van hun aanpak.
Graag zet ik eerst enkele uitgangspunten op een rij om dan mijn (droom)oplossing naar voor te schuiven. Hierbij geldt er wel een belangrijke disclaimer: dit is geen groot overlegde oplossing met vele partijen, wel een idee van een enkeling die bij verschillende andere denkers en landen leentjebuur speelde om tot een eigen mix te komen.
Bij mijn voorstel is een ding absoluut geen uitgangspunt, namelijk het voor mij foute idee dat we op dit moment minderwaardige leerkrachten zouden hebben. Als ons onderwijs momenteel nog steeds goed scoort en je bent consequent in het toedichten van leren aan leerkrachten, dan moeten we wel een goed korps hebben. Wel is het zo dat de uitdagingen in onze samenleving toegenomen zijn. De diversiteit, de verstedelijking en de steeds verder deinende kennisexplosie zijn maar drie voorbeelden van uitdagingen die typisch zijn aan onze tijd.
Uitgangspunten van het 3-3-2-model
Als eerste uitgangspunt wil ik stellen dat zomaar vermasteren niet noodzakelijk een garantie is op succes. Ja, goedpresterende landen als Finland en Zuid-Korea hebben enkel masters, maar zoals Roger Standaert al aangaf in zijn lezing tijdens de ronde tafel in het Vlaamse parlement op 18 januari 2013 kan het concept ‘master’ in verschillende landen iets verschillends betekenen en is het niet noodzakelijk een garantie op succes. In mijn eigen internationale ervaring ontmoette ik zelf studenten in hun laatste jaar van een master die voorbereidde op het onderwijs, maar tot mijn grote verbazing zat er in die opleiding nauwelijks praktijk. Vaak gaat vermastering ook gepaard met een centralisatietendens in onderwijs.
Selectie aan de deur lijkt een goed idee, ook om het vertrouwen in het onderwijs te verbeteren of te versterken, maar al snel bots je op uitdagingen. Waar ga je op meten? Basiskennis, maar welke basiskennis? Groeipotentieel? Hoe de would-be leerkrachten omgaan met kinderen? Nog een belangrijker probleem is dat op dit moment al de diversiteit in het lerarenkorps vaak zeer beperkt is, de invloed van selectie aan de deur kan hier ook een negatieve invloed op hebben.
We zitten nu al met een nijpend lerarentekort dat de komende jaren enkel erger zal worden. De lat lager leggen is sowieso een slecht idee omdat dit het aanzien van onderwijs helemaal de dieperik kan helpen, maar tegelijk hebben we niet de luxe om zomaar een jaar geen afstuderende leerkrachten te hebben, noch in Vlaanderen, noch in Nederland.
Het is een probleem dat het aantal studenten die voor een beroep in het onderwijs kiest al daalt, maar nog erger is dat we veel beginnende leerkrachten al heel snel kwijt zijn. Een degelijk retentiebeleid is dus cruciaal. Ik leun even graag op het gegeven van Fuller en Brown uit 1975 die aangeeft dat beginnende docenten vooral bezig zijn met overleven, pas na een tijdje ervaren ze de druk van het curriculum. Eenmaal ze deze twee ‘concerns’ te boven zijn gekomen, komt er de aandacht voor de leerling en herinneren ze zich stilaan wat ze allemaal aan didactiek en pedagogiek hebben meegekregen in hun opleiding. Tenminste als ze niet afgehaakt zijn.
UIt Ests onderzoek van vorig jaar blijkt dat leerkrachten pas gaandeweg in het proces van echt leerkracht worden, beseffen dan een goede lesgever niet een toponderzoeker moet zijn, maar vooral pedagogische en onderwijskundige expertise moet hebben om de inhouden te vertalen naar een leersituatie (Haamer, Lepp, Reva, 2012).
Eigenlijke invulling van 3-3-2
Op basis van deze uitgangspinten kwam ik bij een 3-3-2 model dat er als volgt uitziet:
De eerste 3
De eerste drie jaar volgt een student les aan een hogeschool waarbij er een basis aangereikt wordt qua ondersteunende vakken, er aan de vakkennis gewerkt wordt en er genoeg praktijkervaring opgedaan wordt.
De tweede 3
Na de initiële opleiding volgen drie jaar waarin de leerkracht als junior leerkracht werkt in het onderwijs waarbij hij of zij een degelijke aanvangsbegeleiding krijgt waarvoor scholen en hogescholen samenwerken om de nieuwe leerkracht bij zijn eerste ‘concern’ met raad en daad bij te staan. Hierbij is het belangrijk dat de job van de beginnende leerkracht genoeg zekerheid biedt, zo weinig mogelijk versnippering en niet onmenselijk zwaar is zoals nu vaak het geval is.
De optionele laatste 2
Na deze 3 jaar kan de leerkracht vrijwillig er voor kiezen om gespreid over twee jaar een eenjarige master te volgen waarbij bijvoorbeeld op een vaste dag en 1 avond lessen en contactmomenten worden ingericht, maar de leerkracht verder gewoon lesgeeft. In deze master komen vooral die elementen aan bod waar ze pas nu aan toegekomen zijn, namelijk (vak)didactische en pedagogische expertise, eventueel aangevuld met keuzevakken die aansluiten bij zijn of haar vakgebied. Deze master is dus niet gelijk aan de hedendaagse educatieve master, maar moet een specifieke invulling krijgen waarin wellicht gedifferentieerd kan worden naar leeftijd van de doelgroep waaraan de leerkrachten les geven. Deze master zorgt ervoor dat de junior leerkracht verandert naar het statuut van leerkracht.
Wat zijn de voordelen in zo een benadering?
Een van de belangrijkste voordelen voor mij is dat in het voorstel een grote wisselwerking tussen opleiding, praktijk maar ook onderzoek . Als alternatief op de selectie aan de deur, kan er eerder sprake zijn van sociale promotie.
Verder is het geen voorbeeld van blind vermasteren en is dit plan wellicht goedkoper dan per definitie iedereen onmiddellijk een extra vierde master-jaar op te leggen.
Verder kan dit plan een enorme professionaliseringsgolf opstarten omdat je het ook kan openstellen voor het huidige lerarenkorps. . Inhoudelijk heb ik het over ‘right-on-time’-leren, waarbij de juiste inhouden aan bod komen op het meest passende moment.
Puur praktisch betekent het dat er geen gat geslagen wordt in het afstuderen van de leerkrachten en is er een duidelijke rolverdeling voor zowel de hogescholen als de universiteiten.
Wat zijn de nadelen?
Koken kost geld en dit plan is hierop geen uitzondering, toch durf ik denken dat dit voorstel minder zal kosten dan een algemene onmiddellijke vermastering. Binnen de 3 jaar aanvangsbegeleiding zullen er nog steeds jonge krachten zijn die tot het besef komen dat ze geen leerkracht zijn of willen worden.
In dit voorstel heb ik me geconcentreerd op de leerkrachten die nu studeren in de professionele bachelors, maar wat te doen met zij-instromers en de andere lerarenopleidingen? Mijn plan biedt hiervoor geen oplossing, al vind ik zelf dat ze op zijn minst ook recht hebben op de aanvangsbegeleiding die in dit voorstel staat.
De belangrijkste hervorming?
Er staan heel veel onderwijshervormingen op til, maar ik durf argumenteren dat de hervorming van de lerarenopleiding en de lerarenloopbaan misschien wel de meest belangrijke is om het onderwijs te verbeteren. Van het basale feit dat je genoeg leerkrachten nodig hebt tot het besef dat het deze beroepsgroep is dat de grootste impact heeft op het leren van onze jongeren.
Vind ik leuk:
Like Laden...